Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest (uitspraak) van 17 augustus 2021
[appellant]
hierna te noemen: [appellant],
Stichting Staedion,
De processtappen
- het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag
van 17 maart 2020 (hierna: het vonnis) en het overgelegde procesdossier bij de
kantonrechter;
- de dagvaarding in hoger beroep van 26 mei 2020;
- de memorie van grieven (met een productie);
- de memorie van antwoord (met producties).
Korte samenvatting van deze uitspraak
De feiten
- a) [appellant] huurde sinds 7 februari 2013 van Staedion de woning aan de [adres] (hierna: de woning of het gehuurde). De huurprijs was op het moment van het vonnis € 614,47 per maand. [appellant] moest de huur steeds voor het begin van elke maand betalen.
- b) Staedion is een sociale woningverhuurder (zoals bedoeld in artikel 19 van de Woningwet).
- c) In de huurovereenkomst staat dat uitsluitend [appellant] (met zijn gezin) in de woning mag wonen.
- d) De algemene voorwaarden van Staedion zijn van toepassing op de huurovereenkomst tussen partijen. In artikel 6.7 van deze algemene voorwaarden staat:
- e) Artikel 6.8 van de algemene voorwaarden luidt:
- f) [appellant] heeft de woning in augustus 2018 ter beschikking gesteld aan derden. Hij verbleef toen elders. Dit is bekend geworden na een melding over geluidsoverlast, waar de politie bij is gekomen. Staedion heeft hier onderzoek naar gedaan en op 30 oktober 2018 een huisbezoek afgelegd aan de woning. Naar aanleiding hiervan heeft de gemachtigde van Staedion bij e-mail van 31 oktober 2018 aan de gemachtigde van [appellant] geschreven:
- g) Vanaf (in elk geval) eind april 2019 hebben derden met instemming van [appellant] enige tijd in de woning verbleven (naar zijn zeggen heeft hij vanaf eind april twee vrienden/kennissen bij hem laten logeren in ruil voor het meedelen in de kosten). [appellant] verbleef van 6 mei 2019 tot en met 3 juni 2019 in Tunesië.
- h) Tot en met 31 januari 2020 had [appellant] een huurachterstand van € 2.272,03. De maanden ervoor heeft [appellant] zeer onregelmatig (delen van) de huur betaald. Kort na 31 januari 2020 (en vóór de mondelinge behandeling van 3 februari 2020) heeft [appellant] deze huurachterstand ingelopen. Op 2 februari 2020 was alleen de huur over februari nog niet betaald.
- i) De woning is op 29 juni 2020 ontruimd.
De vordering van Staedion en het vonnis van de kantonrechter
Het hoger beroep
A. een verklaring voor recht dat Staedion door de ontruiming op 29 juni 2020 wanprestatie heeft gepleegd dan wel onrechtmatig heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de schade van [appellant]; en
B. veroordeling van Staedion aan [appellant] een gelijkwaardige woning ter beschikking te stellen, op straffe van een dwangsom;
C. veroordeling van Staedion tot schadevergoeding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
Beoordeling van het hoger beroep
Grief 4
“Het is huurder verboden om het gehuurde geheelof gedeeltelijkonder te verhurenof aan derden in gebruik te geven, tenzij hij hiertoe voorafgaand schriftelijk toestemming van verhuurder heeft verkregen.”
in theorieenige lichte onduidelijkheid op dit punt zou kunnen geven, is deze onduidelijkheid in ieder geval helemaal weggenomen in de latere email van de zijde van Staedion van 31 oktober 2018 (overweging 5 f). In deze email wordt [appellant] immers in niet mis te verstane bewoordingen gewaarschuwd, te weten:
“Dit bericht dient uitdrukkelijk als een laatste waarschuwing te worden opgevat. Mocht worden geconstateerd dat [appellant] de woning opnieuw ter beschikking stelt aan derden en/of niet zijn hoofdverblijf in de woning houdt, dan zal Staedion zonder meer ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming vorderen.”Hierin wordt dus expliciet gezegd dat [appellant] de woning niet ter beschikking mag stellen aan derden, terwijl tevens wordt gezegd dat [appellant] ook verplicht is in de woning te wonen. Dit is in lijn met artikel 6.7 van de algemene voorwaarden en de huurovereenkomst.
In de stellingen van [appellant] is ook geen aanwijzing te vinden dat hij op dat moment in de war was met artikel 7:244 BW. Bovendien was hij toen al voorzien van juridische bijstand, zodat hij zich bij eventuele onduidelijkheid tot zijn gemachtigde had kunnen wenden. Onder deze omstandigheden kan [appellant] zich niet op de nu door hem voorgestane uitleg van artikel 6.7 algemene voorwaarden beroepen.
Conclusie
Beslissing
- bekrachtigt het bestreden vonnis;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot zover aan de zijde van Staedion begroot op € 760,-- aan griffierecht en € 1.114,-- aan salaris van de advocaat;
- wijst af het door [appellant] in hoger beroep gevorderde.