ECLI:NL:GHDHA:2021:1642

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
31 augustus 2021
Publicatiedatum
8 september 2021
Zaaknummer
200.265.100
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake betaling van onbetaalde facturen voor thuiszorgdiensten tussen Thuiszorg Evital B.V. en Thuiszorg Inis B.V.

In deze zaak gaat het om een geschil tussen Thuiszorg Evital B.V. en Thuiszorg Inis B.V. over de betaling van onbetaalde facturen voor geleverde thuiszorgdiensten. Evital, gevestigd in Arnhem, heeft in opdracht van Inis, gevestigd in Capelle aan den IJssel, zorg verleend van januari 2012 tot en met mei 2014. De facturen die Evital heeft gestuurd zijn echter niet betaald, wat heeft geleid tot een rechtszaak. Het hof oordeelt dat de zorg daadwerkelijk is geleverd en dat de discussie over de wijze van declareren niet relevant is. Evital heeft de vorderingen volledig toegewezen gekregen, inclusief de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. Het hof heeft ook geoordeeld dat Inis in de kosten van de procedure moet worden veroordeeld, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. De uitspraak is gedaan op 31 augustus 2021, na een tussenarrest en een comparitie van partijen. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank vernietigd voor zover deze de vordering tot betaling van bepaalde facturen had afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer: 200.265.100/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/555115 / HA ZA 18-707

arrest van 31 augustus 2021

inzake

Thuiszorg Evital B.V.,

gevestigd te Arnhem,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: Evital,
advocaat: mr. H.C.J. Coumou te Apeldoorn,
tegen

Thuiszorg Inis B.V.,

gevestigd te Capelle aan den IJssel,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: Inis,
advocaat: mr. L. Hennink te Rotterdam.

Waar de zaak over gaat

In deze zaak is de vraag aan de orde of Inis facturen van Evital voor in opdracht van Inis door haar geleverde (thuis)zorg moet betalen. Het hof komt tot het oordeel dat met betrekking tot alle facturen waarvan Evital betaling vordert de tegenprestatie (zorg) is geleverd. De discussie tussen partijen over de vraag of Evital op de voorgeschreven wijze heeft gedeclareerd, acht het hof daarom niet meer relevant. Het hof wijst de vorderingen van Evital alsnog volledig toe.

Het verloop van het geding

Het hof heeft in deze zaak een tussenarrest gewezen op 1 oktober 2019. Voor het verloop van het geding tot deze datum wordt verwezen naar het tussenarrest. Bij het tussenarrest is een comparitie van partijen gelast. De comparitie is gehouden op 10 maart 2020. Van deze comparitie is proces-verbaal opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt.
Bij memorie van grieven, met aanvulling van eis en met producties, heeft Evital tegen het vonnis van de kantonrechter te Rotterdam van 24 april 2019 aangevuld op 5 juni 2019, (hierna: het bestreden vonnis) vier grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep, met producties, heeft Inis de grieven van Evital bestreden en incidenteel hoger beroep ingesteld tegen het vonnis onder aanvoering van drie grieven. Bij memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep heeft Evital de grieven bestreden. Uitspraak is (nader) bepaald op heden.

De beoordeling

Feiten
Het gaat in deze zaak om het volgende.
1.1
Evital verricht onder meer werkzaamheden op het gebied van persoonlijke verzorging en verpleging. Uit een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel (hierna: KvK) inzake ‘Historie – Thuiszorg Evital B.V’, gedateerd op 27 augustus 2019, volgt dat zij (i) bij de KvK is ingeschreven onder dossiernummer 09199520; (ii) tot 15 maart 2012 de statutaire naam ‘Thuiszorg Yasam B.V.’ droeg; en (iii) sedert 1 juni 2011 (ook) de handelsnaam ‘Thuiszorg Evital’ gebruikt. Bij notariële akte van 24 mei 2012 zijn haar statuten gewijzigd.
1.2
Inis verleent thuiszorg aan cliënten in de regio’s Nijmegen, Zoetermeer en Rotterdam.
1.3
Van januari 2012 tot en met mei 2014 heeft Evital als opdrachtnemer ten behoeve van Inis als opdrachtgever thuiszorg verleend. In dit verband zijn Evital en Inis op 1 januari 2013 een schriftelijke overeenkomst (hierna: de overeenkomst) aangegaan. Over de aan Evital toekomende vergoeding is daarin het volgende bepaald:

1.3 Vergoeding-De vergoeding wordt bepaald op basis van het aantal door opdrachtnemer te besteden zorguren.(…)-Per declaratie periode (maandelijks) wordt een totaaldeclaratie gemaakt. De specificatie dient per cliënt, per functie en de geleverde uren te worden gemaakt.-Bij de declaratie (maandelijks) wordt de [door, toevoeging hof] cliënt(en) geaccordeerde werkuren lijst(en) toegevoegd bij de factuur. Na controle op juistheid betaalt de opdrachtgever de facturen binnen 30 kalenderdagen.
ARTIKEL 2. FACTURERINGOpdrachtnemer zal opdrachtgever maandelijks, uiterlijk binnen twee weken na afsluiting van de maand factuur met de bijbehorende bijlagen uitreiken ter zake van de door haar in opdracht van opdrachtgever verrichte werkzaamheden op het gebied van thuiszorg.
1.4
Bij brief van 27 mei 2014 heeft [medewerker] namens Zorgkantoren Coöperatie VGZ (hierna: het zorgkantoor) aan Inis een brief over het onderwerp: “Eindverslag materiële hercontrole 2014” toegezonden. Daarin is vermeld dat de dossiers van Inis zelf een voldoende scoren en die van Evital een onvoldoende, waarbij opvalt dat “
bij Evital altijd dezelfde hulpverlener aanwezig is bij de cliënt. De personele inzet komt bij Evital hierdoor in het geding.” De materiële controle wordt als voldoende beoordeeld met vermelding dat er geen hercontrole in 2015 volgt. In de bijlage is over Evital onder meer vermeld: “
De cliënten hebben altijd dezelfde hulpverlener, soms 2x per dag 7 dagen per week. Dit komt niet geloofwaardig over en hier worden vraagtekens bij gezet.
1.5
Tussen partijen is een geschil ontstaan over betaling van door Evital aan Inis gezonden facturen. Op 23 januari 2015 heeft Evital een aanmaning aan Inis gestuurd waarin zij heeft geschreven:

Volgens onze financiële administratie hebben wij onderstaande bedragen nog steeds niet ontvangen. Wij hebben u 14 november en 1 december 2014 ook herinneringen gestuurd.
Het betreft facturen uit 2013 die nog steeds niet betaald zijn!
Factuurdatum Factuurnummer Bedrag29-11-2013 2013349 € 13.610,61
28-08-2013 1347 € 16.775,96
30-08-2013 1351 € 2.626,38
30-08-2013 1352 € 2.725,2830-08-2013 1353 € 2.541,24
30-08-2013 1354 € 2.725,28
30-09-2013 1381 € 23.738,36
29-07-2014 1646€ 9,00 (…)
Totaal nog te betalen € 64.752,11
1.6
Bij brief van 28 januari 2015 heeft Inis hierop gereageerd en geschreven:

(…)Thuiszorg INIS is uiteraard bereid om over te gaan tot betaling van de nog openstaande posten. In het verleden is er echter ook contact geweest met [betrokkene] over deze openstaande posten, waarbij herhaaldelijk gevraagd is om een specificatie, maar deze hebben wij nooit mogen ontvangen.Wij zouden dan ook graag alsnog een specificatie willen ontvangen van het aantal uren en producten per factuurnummer, evenals de bijbehorende door cliënten ondertekende urenregistratie. (…)
1.7
Hierop is enige correspondentie tussen partijen gevolgd. Bij brief van 21 september 2016 is namens Evital onder meer geschreven:

Eerst na aanmaning heeft u zich op het standpunt gesteld dat u niet in het bezit zou zijn van de originele geaccordeerde urenlijsten. Op grond van de overeenkomst is cliënte echter ook niet gehouden om u de originele werkurenlijsten toe te zenden. Bovendien zijn, zoals gezegd, de geaccordeerde werkurenlijsten steeds tezamen met de facturen aan u toegezonden en heeft u deze zonder bezwaar behouden. Dat maakt [dat, toevoeging hof] u daarop achteraf niet meer terug kunt komen. Daar komt bij dat de door cliënte gefactureerde zorguren door u zijn goedgekeurd en vervolgens ook door u zijn gedeclareerd bij het Zorgkantoor. Ook daaruit blijkt dat u in het bezit bent van de werkurenlijsten.
1.8
Inis heeft de werkzaamheden waarop de onder 1.5 vermelde facturen zien gedeclareerd bij het zorgkantoor. Haar declaraties zijn voldaan.
1.9
Op 25 maart 2020 heeft Evital van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam verlof gekregen om ten laste van Inis conservatoir derdenbeslag te doen leggen onder ING Bank. Dat beslag is op 15 april 2020 gelegd.
De eerste aanleg
2.1
In eerste aanleg heeft Evital de betaling gevorderd van (i) in hoofdsom € 64.752,11; en (ii) aan buitengerechtelijke incassokosten € 1.422,52, beide posten te vermeerderen met wettelijke (handels)rente vanaf 30 dagen na de factuurdata, althans een in goede justitie te bepalen datum, met veroordeling van Inis in de proceskosten (met rente indien deze niet binnen veertien dagen na de dagtekening van het vonnis worden voldaan) en nakosten. Inis heeft deze vordering bestreden.
2.2
De rechtbank heeft bij het bestreden vonnis, onder compensatie van de proceskosten, de vordering in hoofdsom voor € 30.395,57 (de facturen 2013349, 1347 en 1646) toegewezen met de wettelijke handelsrente vanaf 30 dagen na de factuurdata en voor het overige (de facturen 1351 tot en met 1354 en 1381) afgewezen. Daaraan ligt ten grondslag dat in de procedure in eerste aanleg de bij de facturen 2013349 en 1347 geaccordeerde werkurenlijsten zijn overgelegd, dat deze bij de facturen 1351 tot en met 1354 ontbreken en dat de overgelegde werkurenlijsten bij factuur 1381 op naam staan van “Thuiszorg Yasam”.
Het hoger beroep
2.3.
In principaal hoger beroep vordert Evital de vernietiging van het besteden vonnis met alsnog de toewijzing van de gehele in eerste aanleg ingestelde vordering, de gevorderde wettelijke (handels)rente en proceskosten (in hoger beroep vermeerderd met beslagkosten) daaronder begrepen. In incidenteel hoger beroep vordert Inis de vernietiging van het bestreden vonnis en het niet ontvankelijk verklaren van Evital in al haar vorderingen, althans de afwijzing daarvan.
De geschilpunten in hoger beroep
3.1
Het vonnis in eerste aanleg is door Inis nagekomen. Zij heeft voldaan € 30.395,57 aan hoofdsom, € 16.475,18 aan wettelijke handelsrente en € 1.078,96 aan buitengerechtelijke incassokosten.
3.2
Het hof stelt voorop dat in (incidenteel) hoger beroep geen bezwaar is geformuleerd tegen de toewijzing van de vordering tot betaling van € 9.--, zijnde het restant van factuur 1646. Daarmee is deze veroordeling, met wettelijke handelsrente vanaf 30 dagen na de factuurdatum, onaantastbaar.
3.3
Beide partijen hebben geappelleerd tegen het gedeelte van het bestreden vonnis waarbij de ander in het gelijk is gesteld. Inis erkent dat het zorgkantoor na 29 november 2020 geen bezwaar meer kan maken tegen de door Inis ingediende (en door het zorgkantoor aan haar betaalde) declaraties met betrekking tot de werkzaamheden waarvoor Evital aan Inis heeft gedeclareerd omdat zeven jaren zijn verstreken na de datum van de laatste factuur van Evital. Zij erkent verder dat zij na 29 november 2020 gehouden is de, in haar bewoordingen, ‘niet betwiste facturen’ aan Evital te betalen omdat het niet betalen daarvan zou inhouden dat zij ongerechtvaardigd is verrijkt. Het laatste processtuk van Inis in deze procedure dateert van 21 juli 2020 en het uitgangspunt is dus dat, indien zich tussen die datum en 29 november 2020 geen verwikkelingen met het zorgkantoor hebben voorgedaan, in de visie van Inis de ‘niet betwiste facturen’ moeten worden voldaan. Welke in dit verband de ‘niet betwiste facturen’ zijn, heeft Inis echter niet toegelicht. Deze erkenning laat (een aantal van) de geschilpunten tussen partijen in stand. Het geschil is met deze enkele erkenning dus niet opgelost.
3.4
Kern van het geschil is of Inis gehouden is alle facturen van Evital die in deze procedure aan de orde zijn te betalen. Daartoe stelt Evital dat zij aan haar verplichtingen jegens Inis heeft voldaan (lees: de gedeclareerde zorg daadwerkelijk heeft geleverd en de urenlijsten heeft overgelegd bij de facturen) en dat Inis gehouden was die facturen binnen 30 dagen na de respectieve factuurdata te voldoen. Inis beroept zich, zo begrijpt het hof, op een (contractueel overeengekomen) opschortingsrecht omdat Evital, door bij de facturen geen werkurenlijsten over te leggen, haar niet in staat heeft gesteld te controleren of de zorg daadwerkelijk geleverd is. Zij geeft aan te betwijfelen of de zorg is geleverd, waartoe zij mede verwijst naar enkele door rapporteurs van het zorgkantoor in 2014 geplaatste vraagtekens bij de rapportage van Evital. Zij neemt, zo begrijpt het hof, op die basis tot uitgangspunt dat de zorg (in het geheel) niet geleverd is. Evital bestrijdt dat voormelde rapportage relevant is en wijst er op dat Inis wel over de werkurenlijsten moet hebben beschikt omdat Inis de facturen die in deze procedure het onderwerp van geschil zijn zelf bij het zorgkantoor heeft gedeclareerd en ook uitbetaald heeft gekregen.
3.5
Voorop staat dat het opschortingsrecht waarop Inis zich beroept een in beginsel tijdelijke remedie is gericht op een uitstel van de prestatie (hier: de betaling van de facturen) om te kunnen controleren of de gedeclareerde zorg daadwerkelijk is geleverd, en niet op afstel van algehele betaling. Evital stelt de werkurenlijsten te hebben overgelegd en de zorg te hebben geleverd. Het hof acht het verweer van Inis met als strekking dat de zorg niet is geleverd onvoldoende onderbouwd en zonder overtuigingskracht. Voorop staat dat voor de betalingsverplichting van Inis niet zozeer relevant is of er op de voorgeschreven wijze is gedeclareerd. Het gaat er om of de door middel van de facturen gedeclareerde zorg is geleverd. De wijze van declareren betreft niet de kern van de door Evital te leveren prestatie.
Het is, minst genomen, curieus dat Inis de door Evital gefactureerde zorg bij het zorgkantoor declareert, en daarvan betaling accepteert, terwijl zij tegenover Evital zegt te betwijfelen of deze zorg wel geleverd is. Haar stellingname in deze procedure is niet in overeenstemming te brengen met haar declaratiegedrag ten opzichte van het zorgkantoor. Inis heeft tegenover het door Evital opgeworpen betoog dat zij over de lijsten moet hebben beschikt om de uren ten laste van het zorgkantoor te kunnen invoeren, ook niet toegelicht welke documenten zij aan haar declaraties aan het zorgkantoor ten grondslag heeft gelegd, terwijl dat wel op haar weg had gelegen.
Er is door Inis ook geen nadere onderbouwing aangedragen voor haar vermoeden betoog dat de zorg niet geleverd is. De verwijzing naar niet naar bepaalde facturen geconcretiseerde opmerkingen in het rapport van het zorgkantoor (vergelijk rov. 1.4) volstaat daartoe niet.
Inis heeft niet weersproken dat zij over het ontbreken van de werkurenlijsten niet onmiddellijk na de ontvangst van de bijbehorende facturen heeft gereclameerd. Art. 6:89 BW is daarop niet van toepassing maar dat doet er niet aan af dat, als bij de facturen benodigde bijlagen ontbreken, daarover in de regel zal worden gereclameerd, te meer als deze lijsten essentieel zijn voor het indienen van declaraties bij het zorgkantoor.
Het hof acht ten slotte relevant dat de onbetaald gebleven facturen niet alle facturen zijn die tussen Inis en Evital zijn gewisseld. Andere facturen dan deze zijn wel door Inis geaccordeerd en voldaan. Ook tegen die achtergrond valt niet in te zien dat er een plausibele reden is om de facturen niet te betalen.
3.6
Tegenover het voorgaande legt de kritiek van Inis op de in de procedure in eerste aanleg door Evital overgelegde urenlijsten onvoldoende gewicht in de schaal. In aanvulling daarop overweegt het hof dat Inis de overgelegde werkurenlijsten toetst aan eisen die niet in de overeenkomst zijn vermeld. Er is niet overeengekomen dat moeten worden overgelegd ‘handtekeningenlijsten’, ‘originele lijsten’ of onmiddellijk bij het verlenen van de zorg (dagelijks) door cliënten getekende lijsten. Daar kan dus niet achteraf om gevraagd worden, nog daargelaten dat niet inzichtelijk is gemaakt dat controle op de verleende zorg onmogelijk is als de lijsten niet dagelijks worden geaccordeerd (vergelijk rov 5.6 bestreden vonnis). De suggestie dat de lijsten ‘maanden en zelfs jaren later’ zijn getekend, is onvoldoende concreet en verandert dit niet. Dat de data waarop handtekeningen zijn gezet of de handtekening zelf niet correct zijn, is door Inis niet toegelicht. De enkele verdachtmaking van Inis is onvoldoende. Dat ten aanzien van bepaalde facturen (1351 tot en met 1354) geen door cliënten getekende lijsten meer voorhanden zijn, betekent naar het oordeel van het hof tegen de achtergrond van rov. 3.5 niet dat de zorg niet is geleverd.
3.7
Volgens Inis zijn de urenlijsten bij factuur 1381 niet afkomstig van Evital omdat op die lijsten “Thuiszorg Yasam B.V.” is vermeld. Evital beroept zich daartegenover onder meer op het onder 1.1 vermelde historische uittreksel uit de KvK waaruit volgens haar volgt dat het steeds om dezelfde vennootschap gaat, waarvan op enig moment de statutaire naam is gewijzigd, en die zich bediend heeft van verschillende handelsnamen (waaronder Thuiszorg Yasam B.V. en Thuiszorg Evital B.V.). Anders dan Inis betoogt, acht het hof niet relevant dat de door Evital overgelegde stukken chronologisch niet precies op elkaar aansluiten. Doorslaggevend is dat uit de door Evital overgelegde stukken, in het bijzonder het historische uittreksel, blijkt dat Thuiszorg Yasam B.V. en Thuiszorg Evital B.V. twee namen zijn voor dezelfde besloten vennootschap die onder nummer 09199520 bij de KvK is ingeschreven. Dit betekent dat ook de urenlijsten bij deze factuur van Evital afkomstig zijn.
3.8
Uit het voorgaande volgt dat het hof tot uitgangspunt zal nemen dat met betrekking tot alle facturen waarvan Evital betaling vordert de tegenprestatie (zorg) is geleverd. Een discussie over de vraag of Evital op de voorgeschreven wijze heeft gedeclareerd, is dan niet meer relevant. Ook de omstandigheid dat Inis achteraf gedurende zeven jaar met een accountantscontrole van de kant van het zorgkantoor te maken kan krijgen, doet hieraan niet af. Partijen zijn immers niet overeengekomen dat deze, naar moet worden aangenomen, vooraf bij Inis bekende omstandigheid van invloed zal zijn op de betalingsverplichtingen van Inis.
3.9
Bij deze stand van zaken slagen de grieven 1 en 2 in principaal hoger beroep en faalt grief 1 in incidenteel hoger beroep.
Wettelijke (handels)rente
3.1
Grief 2 in incidenteel hoger beroep richt zich tegen de toewijzing van de wettelijke handelsrente over het toegewezen deel van de vorderingen van Evital vanaf 30 dagen na de factuurdatum. Voorop staat dat, zoals Evital terecht aanvoert, geen grief is gericht tegen rov. 5.1 van het bestreden vonnis zodat ook in hoger beroep uitgangspunt is dat Inis in beginsel gehouden is binnen 30 dagen na de factuurdatum over te gaan tot betaling van de facturen. Inis meent dat de wettelijke handelsrente niet toewijsbaar is omdat de werkurenlijsten niet “30 dagen na factuurdatum” zijn aangeleverd en omdat de naderhand in de procedure in eerste aanleg overgelegde lijsten niet voldoen aan de door haar gestelde eisen. Het hof heeft hiervoor al geoordeeld dat, nu tot uitgangspunt behoort te worden genomen dat Evital de gedeclareerde zorg heeft geleverd, beide argumenten overtuigingskracht missen. Inis had dus tijdig behoren te betalen. De wettelijke handelsrente over de facturen is toewijsbaar vanaf 30 dagen na de factuurdata tot de voldoening. Grief 2 in het incidenteel hoger beroep faalt.
Overige grieven: grieven 3 en 4 in principaal hoger beroep en grief 3 in incidenteel hoger beroep.
3.11
Beide partijen grieven tegen de toegewezen buitengerechtelijke incassokosten. Het enige resterende verweer van Inis is dat er geen buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die voor vergoeding in aanmerking komen. Evital voert met reden aan dat er buitengerechtelijke correspondentie is geweest over het achterwege laten van betaling. De daarop betrekkende hebbende productie is al bij inleidende dagvaarding in eerste aanleg overgelegd (vgl. rov. 1.7). Verder is er grond om, nu alsnog de gehele vordering zal worden toegewezen, ook over dat deel van de hoofdsom dat in hoger beroep zal worden toegewezen, de buitengerechtelijke incassokosten te berekenen. Grief 3 in principaal hoger beroep slaagt dus en grief 3 in incidenteel hoger beroep faalt. In eerste aanleg is over de buitengerechtelijke incassokosten geen wettelijke rente toegewezen, daartegen is geen grief gericht zodat het bestreden vonnis in zoverre in stand blijft. Wel is in hoger beroep gevorderd de wettelijke (handels)rente toe te wijzen. Over buitengerechtelijke incassokosten is geen wettelijke handelsrente verschuldigd (HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:40). De wettelijke rente is wel toewijsbaar. Nu niet duidelijk is wat bedoeld is met ‘vanaf 30 dagen na de factuurdatum’ zal het hof de rente toewijzen vanaf 16 juli 2018, de datum van de inleidende dagvaarding in eerste aanleg.
3.12
Als de (geheel) in het ongelijk gestelde partij zal Inis in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep worden veroordeeld. De kosten van het gelegde beslag zullen daarbij betrokken worden.
Slotsom
3.13
De slotsom luidt dat Inis gehouden is de facturen waarvan betaling is gevorderd, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 30 dagen na de factuurdatum, aan Evital te voldoen. De grieven 1 tot en met 3 in principaal hoger beroep slagen en de grieven 1 tot en met 3 in incidenteel hoger beroep falen. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd voor zover daarbij de vordering tot betaling van de facturen 1381 en 1351 tot en met 1354 is afgewezen en de proceskosten zijn gecompenseerd. Partijen hebben geen feiten gesteld en te bewijzen aangeboden die, bij bewezenverklaring, tot een andere beoordeling leiden dan hiervoor gegeven. Aan buitengerechtelijke incassokosten is nog (€ 1.422,52 minus € 1.078,96 is) € 343,56 toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2018. Inis zal als de geheel in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure zowel in eerste aanleg als in principaal en incidenteel hoger beroep en de nakosten worden veroordeeld. Grief 4 in principaal hoger beroep slaagt daarom eveneens. Inis zal, conform de gewijzigde vordering van Evital, eveneens in de beslagkosten worden veroordeeld.
4. Beslissing
Het hof:
rechtdoende in principaal en incidenteel hoger beroep:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover daarbij de vordering tot betaling van de facturen 1381 en 1351 tot en met 1354 is afgewezen en de proceskosten zijn gecompenseerd,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Inis tot betaling aan Evital van een bedrag van € 34.356,54, vermeerderd met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW vanaf 30 dagen na factuurdata tot aan de dag der voldoening;
veroordeelt Inis tot betaling aan Evital van een bedrag van € 343,56 aan buitengerechtelijke incassokosten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 juli 2018 tot de voldoening;
veroordeelt Inis in de kosten van de procedure in eerste aanleg, aan de zijde van Evital begroot op (€ 81,- aan dagvaardingskosten plus € 1.950,- aan griffierecht is) € 2.031,- aan verschotten en op € 2.685,- voor salaris advocaat (tariefgroep IV), en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Inis in de nakosten, begroot op € 131,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 68,- in geval Inis niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
veroordeelt Inis in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Evital begroot op (€ 81,83 aan dagvaardingskosten plus € 2.020,- aan griffierecht is) € 2.101,83 aan verschotten en € 4.062,- aan salaris advocaat (tariefgroep IV), en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Inis in de nakosten, begroot op € 163,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85,- in geval Inis niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
veroordeelt Inis in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Evital begroot op € 2.031,- voor salaris advocaat (tariefgroep IV) en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Inis in de kosten van het door Evital gelegde conservatoire beslag, begroot op
€ 174,76 aan verschotten en € 1.074,- aan salaris advocaat en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.T. Nijhuis, M.J. van Cleef-Metsaars en F.J. Verbeek en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 augustus 2021 in aanwezigheid van de griffier.