In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting van € 120.000, opgelegd aan belanghebbende. Daarnaast was er een beschikking belastingrente van € 8.520. De inspecteur van de Belastingdienst had de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente gehandhaafd na een uitspraak op bezwaar. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld bij de Rechtbank Den Haag, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof.
Tijdens de mondelinge behandeling op 24 juni 2021 hebben partijen een compromis bereikt. Dit compromis hield in dat de naheffingsaanslag en de beschikking belastingrente zouden worden vernietigd, en dat iedere partij haar eigen proceskosten zou dragen. Het Hof heeft dit compromis gevolgd en dienovereenkomstig beslist.
De uitspraak van het Hof bevatte ook bepalingen over de proceskosten en het griffierecht. Het Hof oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten, maar dat belanghebbende wel het griffierecht van in totaal € 886 diende te vergoeden aan de Inspecteur. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.