Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest (uitspraak) van 31 augustus 2021
Hypotheek Advies Groep Nederland B.V.,gevestigd te Den Haag,
Ramwatie B.V.,
De zaak in het kort
De procedure
- het tussen partijen gewezen eindvonnis van de kantonrechter in de rechtbank
Rotterdam van 31 januari 2020 (hierna het vonnis of het bestreden vonnis) en het
procesdossier bij de kantonrechter;
- de dagvaarding in hoger beroep van 28 april 2020;
- de memorie van grieven (met producties);
- de memorie van antwoord;
- de akte opgave getuigen van HAG;
- de antwoord akte van Ramwatie.
De feiten
- a) Ramwatie beschikt over een pand met kantoorruimte aan de Hantje de Jongstraat 4-6 te Rotterdam (hierna: het pand). De heer [bestuurder A] (hierna: [bestuurder A] of [bestuurder A]) is indirect bestuurder van Ramwatie, evenals zijn [bestuurder B] (hierna: [bestuurder B]).
- b) HAG, met bestuurder [bestuurder X] (hierna: [bestuurder X] of [bestuurder X]) en zijn toenmalige personeelslid de heer [medewerker] (hierna: [medewerker]), heeft van 1 mei 2015 tot 1 juli 2017 voor haar werkzaamheden gebruik gemaakt van een kamer en voorzieningen in het pand. [bestuurder X] en [bestuurder A] hebben hierover afspraken gemaakt.
- c) [betrokkene] heeft voor HAG betalingen verricht. Het gaat daarbij onder meer om in juli 2016 betaalde facturen afkomstig van Ramwatie (zie vonnis overweging 2.2). Het betreft huurfacturen met de volgende nummers:
- d) De jaarstukken van HAG over 2015 zijn op 23 november 2016 aan de KvK en de Belastingdienst gezonden. Zij zijn aldus gedeponeerd en gepubliceerd.
- e) HAG heeft een aantal jaren later op haar aanwijzingen correcties laten uitvoeren op de jaarcijfers 2015.
- f) Op 30 mei 2017 hebben [bestuurder A] en [bestuurder X] een overeenkomst van
De vordering van Ramwatie en de beslissing van de kantonrechter
Het hoger beroep
Beoordeling van het hoger beroep
Ingebruikgeving
Tegenprestatie
De aard van de tegenprestatie
Niet alleen de in 2016 gedeponeerde jaarstukken over 2015 van HAG wijzen hierop, maar ook de diverse huurbetalingen door HAG aan Ramwatie vormen hiervoor een duidelijke aanwijzing. Het hof zal dit hierna verder toelichten. Het voorgaande vindt bovendien bevestiging in de (partij)getuigenverklaringen van [bestuurder A] en [bestuurder B], die op hoofdlijnen dusdanig met elkaar overeenstemmen dat deze verklaringen in ieder geval als aanvulling op voormeld bewijs gelden. De omstandigheden dat de beide getuigen broer en zus zijn, maakt dat het hof deze weliswaar met enige terughoudendheid moet bekijken maar dat betekent niet dat hun verklaringen van onwaarde zijn.
De op 23 november 2016 aan de Belastingdienst en Kamer van Koophandel toegezonden jaarstukken van HAG over 2015 en de huurbetalingen.
In het verlengde hiervan wordt op dezelfde gronden ook de stelling van HAG verworpen dat zij nooit toestemming heeft gegeven voor huurbetalingen. Niet alleen wordt dit gemotiveerd betwist, maar ook valt niet in te zien dat HAG geen mogelijkheid zou hebben gehad om haar eigen betalingsstroom te controleren, althans waarom zij dit als professional ‘heeft laten lopen’. Zij moet toch in ieder geval toegang hebben gehad tot haar eigen bankrekeningen/bankaccount.
De leningsovereenkomst/terugbetalingsovereenkomst van 30 mei 2017
Dit alles overigens los van het feit dat (i) [bestuurder A]. al in eerste aanleg (onvoldoende weersproken) heeft gesteld dat deze lening niets met de huidige kwestie te maken heeft en dat (ii) HAG hiermee in feite erkent dat zij voor het gebruik van de kantoorruimte moet betalen.
Slotsom
Beslissing
- bekrachtigt het bestreden vonnis;
- veroordeelt HAG in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Ramwatie tot op heden begroot op € 760,-- aan griffierecht en € 1.671,-- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.