5.9.1.In de eerste plaats is voorshands onvoldoende aannemelijk dat de structuur van de RDB een auteursrechtelijk beschermd werk is in de zin van artikel 2, onder a, van de Auteursrechtrichtlijnen artikel 10 Auteurswet. Om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen, is vereist dat een werk een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt. Het werk moet een eigen intellectuele schepping van de maker zijn die de persoonlijkheid van de maker weerspiegelt, en tot uiting komt door de vrije creatieve keuzes van de maker bij de totstandkoming van het werk.Elementen van het werk die louter een technisch effect dienen of te zeer het resultaat zijn van een door technische uitgangspunten beperkte keuze, zijn van bescherming uitgesloten.
Scientia betoogt dat reeds uit het feit dat de in de RDB opgenomen tabellen en views van versie tot versie verschillen en uit het feit dat Scientia in “bepaalde jurisdicties” werkt met andere RDB structuren, blijkt dat zij bij het maken van de RDB’s creatieve keuzes heeft gemaakt. Dit betoog faalt. Het enkele feit dat er verschillen zijn betekent niet dat auteursrechtelijk relevante creatieve keuzes zijn gemaakt. Ook van versie tot versie en van jurisdictie tot jurisdictie kunnen keuzes zijn gemaakt die louter een technisch effect dienen of het resultaat zijn van een door technische uitgangspunten beperkte keuze.
Ook uit de door Scientia overgelegde rapporten van [naam 1] en [naam 4] (zie r.o. 2.17 en 2.19) blijkt onvoldoende dat de door Scientia gemaakte keuzes creatief zijn. Het is voor het hof voorshands onvoldoende duidelijk of de in die rapporten beschreven keuzes vrije keuzes zijn geweest of keuzes die zijn ingegeven door het beoogde technisch effect. In dit verband is van belang dat Eveoh c.s. de rapporten van [naam 1] en [naam 4] gemotiveerd heeft bestreden door overlegging van de rapporten van [naam 2] en [naam 3] (zie r.o. 2.18 en 2.20). Scientia voert tegen de rapporten van [naam 2] en [naam 3] een aantal bezwaren aan, maar het hof volgt deze bezwaren niet:
- Scientia voert aan dat [naam 2] en [naam 3] ten onrechte alleen hebben gekeken of de ‘views’ creatief zijn. Zij gaat er echter aan voorbij dat [naam 2] en [naam 3] in hun tweede rapport ook zijn ingegaan op de vraag of bij het maken van de structuur van de RDB auteursrechtelijk relevante creatieve keuzes zijn gemaakt. [naam 2] en [naam 3] concluderen dat dat niet het geval is.
- Volgens Scientia zijn [naam 2] en [naam 3] er ten onrechte van uitgegaan dat een oplossing pas creatief is als er sprake is van een (in hun ogen) goede technische oplossing. Dat is echter onjuist. [naam 2] en [naam 3] bespreken in hoeverre Scientia keuzemogelijkheden had en of de keuzes technisch bepaald zijn. Dat zij sommige keuzes een “hack”, “lelijk”, “kort-door-de-bocht” of “quick and dirty” noemen, doet daar niet aan af. Scientia stelt verder ten onrechte dat de creativiteit reeds blijkt uit de vaststelling van [naam 2] en [naam 3] dat de oplossing van Scientia “ongebruikelijk” is. Die vaststelling laat immers onverlet dat de door Scientia gemaakte keuzes volgens [naam 2] en [naam 3] banaal en functioneel bepaald zijn.
- Scientia stelt dat [naam 2] en [naam 3] zijn uitgegaan van het onjuiste uitgangspunt dat de RDB een één-op-één kopie is van de SDB. De constatering van [naam 2] en [naam 3] dat sprake is van een “één-op-één dubbelen”, is echter beperkt tot bepaalde views. [naam 2] en [naam 3] verwijzen op dit punt bovendien naar de handleiding van Scientia zelf, waarin Scientia ten aanzien van de betreffende views zelf stelt dat sprake is van: “merely an identical copy of an underlying table”. Dit duidt er niet op dat [naam 2] en [naam 3] een onjuist uitgangspunt hebben gehanteerd.
- Ook de stelling van Scientia dat [naam 2] en [naam 3] onvoldoende deskundig en onafhankelijk zijn faalt. Het rapport van [naam 2] en [naam 3] van 10 juni 2020 bevat op bladzijde 7 een beschrijving van hun kwalificaties. Deze beschrijving geeft geen aanleiding om aan de deskundigheid van [naam 2] en [naam 3] te twijfelen. Het feit dat de LinkedIn profielen van [naam 2] en [naam 3] niet volledig overeenstemmen met de in het rapport weergegeven werkervaring, maakt dat niet anders. De beantwoording van de vragen en de door [naam 2] en [naam 3] gebruikte bewoordingen geven, anders dan Scientia stelt, ook geen aanleiding voor het oordeel dat [naam 2] en [naam 3] onvoldoende onafhankelijkheid zouden hebben betracht.
Er is op grond van het voorgaande geen reden om de rapporten van [naam 2] en [naam 3] terzijde te stellen. Gelet op de verschillende rapporten van partijen acht het hof het voorshands onvoldoende aannemelijk dat de (structuur van de) RDB een auteursrechtelijk beschermd werk is. Voor nadere bewijslevering door Scientia leent dit kort geding zich niet.
5.9.2.In de tweede plaats staat vast dat de RDB onder meer is bedoeld voor gebruik met programmatuur van derden. Verder staat vast dat Scientia al vanaf 2013 wist dat Eveoh de mogelijkheid onderzocht om een kopie van de RDB op haar server te plaatsen en dat Scientia daarover aan Eveoh heeft medegedeeld geen reden te zien waarom dit niet succesvol zou kunnen zijn (zie r.o. 2.10). Daarnaast is gesteld noch gebleken dat Scientia, toen haar duidelijk werd dat ten behoeve van de Erasmus Universiteit daadwerkelijk een kopie werd gemaakt op de server van Eveoh, aan Eveoh heeft medegedeeld dat dit slechts bij wijze van uitzondering werd toegestaan. Ook heeft Scientia, nadat Scientia ermee bekend werd dat ten behoeve van de Universiteit Utrecht een kopie van de RDB op de server van Scientia werd geplaatst, daar gedurende 2,5 jaar geen bezwaar tegen gemaakt. Ten slotte staat als onbetwist vast dat Scientia accepteert dat de RDB door of ten behoeve van onderwijsinstellingen wordt gekopieerd naar de ‘cloud’, derhalve eveneens naar een server van een derde. Gelet op dit alles is voorshands aannemelijk dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat Scientia (impliciet) toestemming heeft gegeven aan Eveoh om een kopie van de RDB op haar server te (doen) plaatsen. Dat de licentieovereenkomsten die Scientia met onderwijsinstellingen sluit sub-licentiering en gebruik van de software anders dan op aangewezen computersystemen verbieden, leidt niet tot een ander oordeel. Het gaat hier immers niet om door de onderwijsinstellingen gegeven goedkeuring, maar om door Scientia zelf (impliciet) gegeven toestemming.
In principaal en incidenteel hoger beroep