ECLI:NL:GHDHA:2021:151

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
1 februari 2021
Zaaknummer
2200186620
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor verkrachting met dwang en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de veroordeling van de verdachte voor verkrachting door de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond in de nacht van 27 oktober 2019 te Noordwijk, waar de verdachte de aangeefster, een jonge vrouw, heeft verkracht op het strand. De verdediging heeft vrijspraak bepleit, met argumenten over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangeefster en het ontbreken van bewijs voor dwang. Het hof heeft echter de verklaringen van de aangeefster als betrouwbaar en consistent beoordeeld, ondersteund door getuigenverklaringen en camerabeelden. Het hof oordeelt dat er voldoende bewijs is voor dwang en bedreiging, en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, en moet een schadevergoeding betalen aan de benadeelde partij. De uitspraak benadrukt de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer, dat lijdt aan een posttraumatische stressstoornis als gevolg van de verkrachting.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001866-20
Parketnummer: 09-852142-19
Datum uitspraak: 2 februari 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 15 juli 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Irak) op [geboortedatum] 1990,
thans gedetineerd in [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts is er een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 oktober 2019 te Noordwijk [slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het bij de nek en/of bij de hand pakken en voortduwen van [slachtoffer] en/of
- het op de grond duwen/gooien van [slachtoffer] en/of
- op dreigende/dwingende toon tegen [slachtoffer] zeggen: "Je gaat me neuken" en/of "Wil je dood" en/of "Je moet me pijpen", althans woorden van gelijke dreigende/dwingende aard en/of strekking en/of
- het dicht knijpen/duwen van de keel van [slachtoffer] en/of
- het houden van een mes bij de keel van [slachtoffer] en/of
- het uittrekken van de kleding van [slachtoffer] en/of
- het zitten op het lichaam van [slachtoffer]
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], te weten
- het (tong)zoenen van/met [slachtoffer], althans het plaatsen van zijn tong in de mond van [slachtoffer] en/of - het plaatsen van zijn penis in de mond van [slachtoffer] en/of
- het plaatsen van zijn vinger(s) en/of penis in de vagina van [slachtoffer] en/of
- het zich laten aftrekken door [slachtoffer].
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bespreking van de feiten
Op grond van de wettige bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting stelt het hof – met de rechtbank - de volgende feiten en omstandigheden benevens de (achtereenvolgende) versies van aangeefster en de verdachte vast.
In de nacht van 27 oktober 2019 was [slachtoffer] (hierna: de aangeefster) samen met haar vriendinnen in discotheek HOME in Noordwijk. Omdat zij zich niet lekker voelde is zij rond 02:15 uur naar buiten gegaan, waar een jongen (hierna: de verdachte) direct op haar af liep, haar meermalen omhelsde en haar daarna meenam naar een kleine inham naast de HOME. Verbalisant [verbalisant 1], die ter plaatse was, zag dit gebeuren en omdat hij de situatie zorgelijk vond is hij naar [aangeefster] en de verdachte toe gelopen. Eenmaal daar zag hij dat de aangeefster aan het huilen was, hij had sterk het vermoeden dat zij flink onder invloed was van drank. De aangeefster heeft later bij de politie verklaard dat de verdachte haar bij haar nek zou hebben vastgepakt en gezegd zou hebben “je gaat nu mee lopen’. Zij zou hebben geprobeerd om zijn hand weg te halen maar dit lukte niet omdat hij te sterk was. Vervolgens zijn zij samen naar het strand gelopen en is volgens haar het volgende gebeurd. Hier zou de verdachte hebben gezegd “je gaat me nu neuken’. Nadat aangeefster had gezegd dat zij dit niet wilde heeft de verdachte gezegd dat zij het moest doen, anders zou hij haar doodmaken. De verdachte zou haar vervolgens in het zand hebben gegooid en haar kleren hebben uitgetrokken waarbij hij zou hebben gezegd “je gaat dood of je doet dit”. Hij heeft zijn vingers in haar vagina gestopt, op haar gelegen en vervolgens zijn piemel in haar vagina gestopt. (Deze seksuele handelingen zijn door de verdachte bevestigd ter terechtzitting in hoger beroep.)
Toen de verdachte haar los had gelaten is de aangeefster erin geslaagd om met ontbloot onderlichaam, op blote voeten, weg te rennen. Zij heeft op verschillende ramen geklopt van hotel Huis ter Duin maar niemand deed open. Opeens was daar weer de verdachte die haar vastpakte en mee terug nam naar het strand waar zij wederom verkracht werd. Hierna heeft zij zich aangekleed en is zij weggerend. Toen zij van het strand af was zag zij een stelletje (getuigen [getuige 1] en [getuige 2]) waarvan zij de vrouw om hulp heeft gevraagd.
[Getuige 1] heeft verklaard dat zij op 27 oktober 2019 omstreeks 02:45 uur met haar vriend [getuige 2] in Noordwijk liep. Ter hoogte van Huis ter Duin zag zij een jongen en een meisje (het hof begrijpt de verdachte en de aangeefster) in hun richting komen lopen. Het meisje liep iets voor de jongen en was heel erg emotioneel. Zij huilde en leek heel erg van streek. Toen zij vlak bij elkaar waren zou het meisje zachtjes tegen haar hebben gezegd: “help, help”, en hierbij met haar hoofd een knikkende beweging hebben gemaakt in de richting van de jongen die bij haar liep. Hierna is [getuige 1] een stuk met het meisje weggelopen van de jongen waarna aangeefster haar heeft verteld dat zij verkracht was, bij haar nek was gepakt en bang was dat zij dood zou gaan.
[getuige 2] heeft als getuige verklaard dat hij op 27 oktober 2019 omstreeks 02:50 uur met zijn vriendin [getuige 1] in Noordwijk liep en een meisje en jongen op hen toe zag komen lopen. Toen zij voorbij liepen pakte het meisje zijn vriendin beet en hoorde hij haar zachtjes “help me” zeggen. [getuige 2] hoorde het meisje zeggen dat zij verkracht was, dat ze van alles van hem had moeten doen en dat hij haar wilde vermoorden. [getuige 2] heeft 112 gebeld en tegen de man gezegd dat hij moest blijven staan. De verdachte gaf aan dat hij niet met [getuige 2] wilde praten. [getuige 2] vond dat de verdachte er agressief uitzag.
Verbalisant [verbalisant 2] ziet later, omstreeks 03:00 uur, dat aangeefster er overstuur uitziet, haar mascara was uitgelopen, haar haar zat in de war, zij had haar trui scheef om haar middel en haar broek binnenstebuiten aan. Ook hoorde verbalisant de aangeefster zeggen dat de verdachte niet in de buurt mocht komen en zag zij dat de aangeefster schichtig keek naar de verdachte. Onderweg naar het strand hoorde zij de aangeefster meermaals zeggen dat zij heel bang was geweest, dat zij dacht dat hij haar zou vermoorden en dat hij alles met haar had gedaan.
Op de door de politie opgevraagde – en tevens ter terechtzitting in hoger beroep bekeken - camerabeelden is te zien dat de verdachte op 27 oktober 2019 om 02:39 uur (zomertijd) samen met de aangeefster aan komt lopen en haar hand pakt. Om 02:31 uur (wintertijd), bijna een uur later, is te zien dat de aangeefster met ontbloot onderlichaam op blote voeten wegrent. Om 02:35 uur komt de verdachte lopend in beeld en begint daarna te rennen in de zelfde richting als aangeefster. Om 02:38 uur (wintertijd) komen de verdachte en de aangeefster weer aanlopen. De aangeefster heeft nu iets roods om haar onderlichaam geknoopt maar loopt nog wel op blote voeten. Om 02:44 uur komt eerst de aangeefster in beeld, weer geheel gekleed, en even achter haar loopt de verdachte.
Er heeft een forensisch onderzoek plaatsgevonden waarvoor zowel de aangeefster als de verdachte zijn bemonsterd. Hieruit blijkt dat er DNA is aangetroffen bij verdachte aan de ‘onderzijde rand eikel’. De conclusie die hieraan verbonden is, is dat het extreem veel waarschijnlijker is dat dit DNA afkomstig is van de verdachte en van de aangeefster, dan van de verdachte en een onbekende, niet verwante persoon. In de bemonstering ‘binnenste schaamlippen’ van aangeefster is tevens DNA aangetroffen. Ook hierbij is het extreem veel waarschijnlijker dat het DNA afkomstig is van de verdachte en de aangeefster dan van een onbekende, niet verwante persoon. Van het DNA dat bij aangeefster is aangetroffen ‘diep vaginaal spermacelfractie’ is het tot slot tevens extreem veel waarschijnlijker dat dit DNA afkomstig is van de verdachte, dan van een onbekende, niet verwante persoon.
In zijn eerste verhoor heeft de verdachte verklaard dat hij die avond heel dronken was, dat zij huilde en hij naar haar is toegegaan, dat zij hem als eerste had omhelsd, en hem had gevraagd mee te lopen naar het strand en hem had meegesleept, en dat hij zich niets kon herinneren van hetgeen op het strand was gebeurd. In zijn tweede verhoor heeft de verdachte verklaard dat hij zich helemaal niets herinnert van seksuele handelingen op het strand. In zijn derde verhoor, dat veel later plaatsvond, op 6 januari 2019, toen de onderzoeksresultaten bekend waren, verklaart hij dat er op het strand seksuele handelingen tussen hen hebben plaatsgevonden, dat de aangeefster zou hebben gespeeld met zijn geslachtsdeel en dat hij geen seks had met haar, althans niet met zijn penis in haar vagina is geweest, hooguit er tegen aan. Toen hij op het moment dat er ‘echte’ seks zou gaan plaatsvinden aan haar vroeg of zij een vriend had, raakte de aangeefster in paniek en rende zij weg.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 19 januari 2021 verklaard dat hij in de nacht van 27 oktober 2019 in Noordwijk bij club HOME een meisje zag met wie hij naar het strand is gelopen. Zij zouden beiden onder invloed van alcohol zijn geweest en op het strand zijn gaan zitten waar zij hebben gekust en geknuffeld. De verdachte heeft verklaard dat hij met zijn vingers in de vagina van de aangeefster is geweest en dat zijn penis op de vagina van de aangeefster was, dat er wrijving was en dat deze ook in haar vagina is geweest. Ook heeft hij verklaard dat het klopt dat zij zonder onderbroek, op blote voeten en met ontbloot onderlichaam is weggerend en dat hij achter haar aan is gegaan. Er was geen sprake van dwang; alles is geheel met instemming van aangeefster gebeurd.
Oordeel van het hof
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde en gesteld dat er ernstig getwijfeld dient te worden aan de betrouwbaarheid van (de verklaringen van) aangeefster.
Het hof overweegt hierover als volgt.
De aangeefster heeft drie verklaringen afgelegd over hetgeen in de nacht van 27 oktober 2019 heeft plaatsgevonden. Deze verklaringen, die zij op verschillende momenten heeft afgelegd tegenover verschillende verbalisanten, zijn op grote lijnen consistent en zeer gedetailleerd. – Zulks in tegenstelling tot de verklaringen die de verdachte heeft afgelegd -. De verklaringen van aangeefster worden daarnaast ondersteund door andere bewijsmiddelen. Zo blijkt uit de camerabeelden dat zij met ontbloot onderlichaam - midden in een koude oktobernacht - is weggerend vanaf het strand in de richting van de boulevard. Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] verklaren hoe de aangeefster er aan toe was (erg emotioneel en van streek) en dat zij hen om hulp heeft gevraagd, meteen nadat zij met de verdachte van het strand kwam. Verbalisant [verbalisant 2], die zeer kort na het feit met de aangeefster terug is gelopen naar de plek op het strand, heeft geconstateerd dat de broek van de aangeefster binnenstebuiten zat. Ook zag zij er volgens de verbalisant overstuur uit. Bovendien heeft zij tegenover deze verbalisant gelijkluidend verklaard als in haar drie latere verklaringen. Ook appt zij kort na het incident, om 03:08 uur, haar vriend “schat ik ben verkracht en bijna dood”.
Het hof acht de verklaringen van de aangeefster dan ook betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
De verdediging heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van dwang, omdat dit nergens door wordt ondersteund nu er geen letsel rond de geslachtsdelen en de hals van de aangeefster is en de verklaring van de aangeefster aan alle kanten rammelt.
Het hof overweegt als volgt. Zoals hierover overwogen acht het hof de verklaringen van de aangeefster betrouwbaar. Bovendien wordt haar verklaring over het feit dat er sprake was van dwang, en dreiging met dwang, naar het oordeel van het hof, in voldoende mate ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals de bovengenoemde getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2], de verklaring van verbalisant [verbalisant 2] waaruit volgt dat de aangeefster overstuur was, de camerabeelden waarop te zien is dat zij met ontbloot onderlichaam op blote voeten - terwijl het 27 oktober was - wegrent, en het appje dat zij verkracht is direct na het incident aan haar vriend.
De verklaring van de verdachte en zijn raadsman dat de aangeefster na en slechts ten gevolge van de vraag van de verdachte of zij een vriend had in paniek half bloot is weggerend, acht het hof niet aannemelijk.
De omstandigheid, dat op de camerabeelden niet te zien is, dat verdachte aangeefster bij haar nek heeft gepakt, doet evenmin af aan haar betrouwbaarheid, nu de camerabeelden slechts een fractie (met steeds de duur van een paar seconden) laten zien van de hele route (duur ongeveer 5 minuten) die verdachte en aangeefster hebben afgelegd.
Aangeefster heeft om 2.42 uur (zomertijd) aan haar vriend ge-appt: “”ik ging fout, ik ben bij het strand””. Volgens de verdediging kan daaruit worden afgeleid, dat de seks tussen verdachte en aangeefster vrijwillig was, omdat ze daarmee aan haar vriend aangeeft dat zij vreemd gaat.
Hierin kan het hof de verdediging niet volgen. Als aangeefster vrijwillig seks met verdachte zou hebben gehad en dus vreemd zou zijn gegaan, dan ligt het juist niet voor de hand dat zij haar vriend daarvan (onmiddellijk) op de hoogte zou stellen. Het hof begrijpt deze app zo, dat aangeefster aan haar vriend aangeeft dat zij zich niet lekker voelde ten gevolge van het drinken van alcohol.
Concluderend is het hof van oordeel dat op grond van bovenstaande de aan de verdachte tenlastegelegde verkrachting wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Voorwaardelijk verzoek
De raadsman heeft verzocht om alsnog een deskundige te benoemen indien het hof de conclusie van de rechtbank volgt dat het een feit van algemene bekendheid is, dat dat sperma niet diep vaginaal wordt aangetroffen als de penis slechts tegen de vagina is aangehouden, zoals de verdachte heeft verklaard.
Nu de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep zelf heeft verklaard dat zijn penis wel in de vagina van de aangeefster is geweest, gaat het hof aan dit verzoek voorbij.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks27 oktober 2019 te Noordwijk
[slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het bij de nek en
/ofbij de hand pakken en voortduwen van [slachtoffer] en
/of
- het op de grond
duwen/gooien van [slachtoffer] en
/of
- op dreigende/dwingende toon tegen [slachtoffer] zeggen: "Je gaat me neuken" en
/of"Wil je dood" en
/of"Je moet me pijpen"
, althans woorden van gelijke dreigende/dwingende aard en/of strekkingen
/of
- het dicht knijpen
/duwenvan de keel van [slachtoffer] en
/of
- het houden van een mes bij de keel van [slachtoffer] en/of
- het uittrekken van de kleding van [slachtoffer] en
/of
- het zitten op het lichaam van [slachtoffer]
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer], te weten
- het
(tong)zoenen van
/met[slachtoffer],
althans het plaatsen van zijn tong in de mond van die [slachtoffer]en
/of- het plaatsen van zijn penis in de mond van [slachtoffer] en
/of
- het plaatsen van zijn vinger(s) en
/ofpenis in de vagina van [slachtoffer] en
/of
- het zich laten aftrekken door [slachtoffer].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

verkrachting.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van [slachtoffer]. Deze verkrachting vond midden in de nacht plaats in een koude oktobernacht op het strand. De verdachte heeft met zijn handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer]. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van zedenmisdrijven nog lange tijd ernstige psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen.
Hoe ingrijpend de gevolgen voor [slachtoffer] zijn geweest, blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring die ter terechtzitting in eerste aanleg is voorgelezen. Uit haar verklaring komt naar voren dat [slachtoffer] zich vies en bang voelt en nachtmerries heeft. Zij is bang op straat en durft ‘s avonds niet meer alleen naar buiten te gaan. Bij [slachtoffer] is een posttraumatische stressstoornis geconstateerd waarvoor zij traumatherapie volgt. Ter terechtzitting in hoger beroep durfde [slachtoffer], die met haar ouders daartoe naar het Paleis van Justitie was gekomen, uiteindelijk toch niet te verschijnen.
De verdachte heeft voor deze gevolgen geen oog gehad en zich kennelijk alleen laten leiden door zijn eigen
lustgevoelens.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een geweldsfeit.
Het hof ziet geen aanleiding om een hogere straf op te leggen dan door de rechtbank is opgelegd.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 30.373,14.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 25.373,14, met rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 17.873,14 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 7.500,00, met niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 oktober 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 25.373,14 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer R.A. [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 25.373,14(vijfentwintigduizend driehonderddrieënzeventig euro en veertien cent) bestaande uit
€ 17.873,14(zeventienduizend achthonderddrieënzeventig euro en veertien cent)
materiële schade en € 7.500,00(zevenduizend vijfhonderd euro)
immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rentevanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 25.373,14(vijfentwintigduizend driehonderddrieënzeventig euro en veertien cent) bestaande uit
€ 17.873,14(zeventienduizend achthonderddrieënzeventig euro en veertien cent)
materiële schade en € 7.500,00(zevenduizend vijfhonderd euro)
immateriële schade,
vermeerderd met de wettelijke rentevanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 161(honderdeenenzestig)
dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de
wettelijke rentevoor de materiële en de immateriële schade op
27 oktober 2019.
Dit arrest is gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels,
mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. O.E.M. Leinarts,
in bijzijn van de griffier mr. C.M. Jellema.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 februari 2021.