In deze zaak gaat het om de erkenning van de minderjarige [minderjarige 1] door de vader en de vraag of de vader met het gezag over [minderjarige 1] moet worden belast. De moeder van de minderjarige is overleden, en de minderjarige verblijft sinds zijn geboorte bij zijn tante in België. De vader, die in Suriname woont, verzoekt om het gezag over de minderjarige, zodat hij bij hem kan opgroeien. Het hof oordeelt dat het belang van de minderjarige zich niet verzet tegen toewijzing van dit verzoek, ondanks de hechting aan de tante. De raad voor de kinderbescherming heeft aangegeven dat de minderjarige zich opnieuw kan hechten in een stabiele omgeving met een vaste opvoeder. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank die de vader vervangende toestemming verleent voor erkenning en hem met het gezag over de minderjarige belast. De voogdij van de tante eindigt van rechtswege zodra de erkenning is ingeschreven. Het hof benadrukt het belang van hulpverlening voor een zorgvuldige overgang en het behoud van contact tussen de minderjarige en de tante.