ECLI:NL:GHDHA:2021:150

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
2 februari 2021
Publicatiedatum
1 februari 2021
Zaaknummer
2200043620
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van cocaïne-invoer en vernieling van politiegoed

Op 2 februari 2021 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van ongeveer 665 kilogram cocaïne in Nederland. De verdachte benaderde medewerkers van een fruitoverslagbedrijf met het aanbod om geld te verdienen, en verkende het terrein van het bedrijf. Hij had contact met de bijrijder van een vrachtwagen die samen met de chauffeur probeerde de pallets met bananen, waarin de cocaïne was verstopt, op te halen. De verdachte werd op 22 maart 2019 aangehouden op het terrein van het fruitoverslagbedrijf. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk en in vereniging met anderen handelde, en dat zijn bijdrage aan de invoer van de cocaïne van voldoende gewicht was om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor het opzettelijk vernielen van een klink van een raam in een politiecellencomplex. Het hof legde een gevangenisstraf van zes jaar op, waarbij het hof de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel in aanmerking nam. De verdachte had eerder onherroepelijk voor soortgelijke feiten een straf opgelegd gekregen, wat meegewogen werd in de strafmaat. De vordering van de benadeelde partij, de Politie Eenheid Rotterdam, tot schadevergoeding werd toegewezen.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-000436-20
Parketnummer: 10-750519-18
Datum uitspraak: 2 februari 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 27 januari 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
thans gedetineerd in [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest. Voorts zijn er beslissingen genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij en de in beslag genomen voorwerpen zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 21 maart 2019 tot en met 25 maart 2019 te Rotterdam althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al dan niet als bedoeld in art. 1 lid 4 Opiumwet) ongeveer 664,73 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in of omstreeks de periode van 18 maart 2019 tot en met 25 maart 2019 te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 664,73 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- ( een) ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen, en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)
- contact onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt en/of een of meer bespreking(en)en/of ontmoetingen gehad met zijn/hun mededader(s) met betrekking tot het invoeren en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van die cocaïne en/of
- ( een) ander(en) benaderd om mee te doen en/of om diensten te verlenen en/of - geld in het vooruitzicht gesteld en/of verstrekt en/of ontvangen en/of
- een vrachtwagen met (twee) perso(o)n(en) geregeld om de cocaïne van het terrein van het fruit opslag/overslagbedrijf Agro Merchants af te voeren en/of - het terrein van het fruit opslag/overslagbedrijf Agro Merchants (onbevoegd) betreden en/of
- telefonisch en/of per sms contact gehouden met één of meer (mede)dader(s);
3.
hij op of omstreeks 28 mei 2019 te Dordrecht opzettelijk en wederrechtelijk de klink/slot van een raam, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Nationele Politie Eenheid Rotterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt door met een houten balkje de klink/slot van het raam te verbreken.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Beoordeling van de feiten
In aansluiting met de rechtbank overweegt het hof het volgende.
Feit 1 en 2
Op 18 maart 2019 doet een medewerker van het bedrijf Agro Merchants Group aan de Keilestraat 9b in Rotterdam (hierna AMG) melding dat hij en zijn collega tijdens hun pauze door een Marokkaanse man, die een voortand mist, zijn aangesproken met de vraag of zij geld wilden verdienen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend dat hij een voortand mist. Tevens herkent de getuige de verdachte op de politiefoto. De man noemde een bedrag van 200.000, euro en zei tegen de medewerker dat er volgende week iets binnen ging komen. De medewerker vermoedde dat de man op cocaïne doelde, vanwege de hoogte van het aangeboden bedrag en vanwege het feit dat er tussen de ladingen van AMG eerder cocaïne was aangetroffen. [1]
Een paar dagen later, namelijk op 20 maart 2019 heeft het containerschip MSC Katya R. aangelegd bij de containerterminal Uniport in de Waalhaven in Rotterdam. Op dit schip stond een container met het nummer TEMU 929623-9. Hier werd de container gelost en voor verder transport in het containerstack geplaatst. [2]
De verdachte heeft op 21 maart 2019 een telefoongesprek gevoerd met een onbekend gebleven man, waarin de verdachte vraagt of de man iets heeft bij U ‘voor ingang’. In een later telefoongesprek die dag wordt er ook over Uni gesproken en zegt de verdachte dat hij daar morgenochtend naar zal gaan. In een gesprek op 25 maart 2019 meldt de verdachte dat hij bij U staat, zijn telefoon straalt dan aan op de Eemlandweg, die straat ligt in de directe nabijheid van Uniport. [3] Het is dan ook aannemelijk dat met U Uniport wordt bedoeld.
Op 22 maart 2019 wordt door personeel van het fruitoverslagbedrijf AMG een onbevoegd persoon op het terrein aangetroffen.
Door de beveiliger van het terrein is op camerabeelden gezien dat deze persoon onder het hek door was gekropen. [4] Door de aanwezige medewerkers van de Zeehavenpolitie wordt de man aangehouden. Deze man blijkt de verdachte te zijn.
De verdachte heeft vlak voordat hij op het terrein van AMG wordt aangehouden (22-03-2019 09:18 uur) een telefoongesprek gevoerd met [persoon 1] waarin hij tegen [persoon 1] zegt ‘Yes, I’m inside brother’ en dat [persoon 1] nooit zal raden waar hij op dat moment is. [persoon 1] vraagt de verdachte vervolgens of hij heeft gefilmd. [5]
Op 25 maart 2019 om 13.30 uur is de container met het nummer TEMU 929623-9, afkomstig uit het containerstack bij Uniport, afgeleverd bij het bedrijf AMG aan de Keilestraat 9b in Rotterdam. [6]
Op 25 maart 2019 om 15:51 uur zegt verdachte in een telefoongesprek’: ‘ik ben bij die poort aan het wachten, bij U.’ Alsmede: ‘hij moet van hier naar buiten komen, en dan rijden wij achter hem aan. En om 17:13 uur vindt er een zogenaamd ‘broekzakgesprek’ plaats tussen verdachte en [persoon 1]. De telefoon van verdachte straalt dan aan bij de Lekstraat (nabij het terrein van AMG). Ze hebben het erover dat het ‘bij die 7 is’. [7] Om 18.30 uur wordt door het bedrijf AMG bij de douane melding gemaakt van een verdachte situatie op hun terrein. Op het terrein van AMG hebben zich laat in de middag bij de portier twee mannen met een vrachtwagen gemeld die zeiden dat zij drie pallets bananen uit dok 7 of uit dok 22 kwamen halen. [8] Zij beschikten over een papier van AMG, maar niet over een pickbon. De portier had de mannen gezegd dat zij zich bij het kantoor moesten melden omdat zij niet over de juiste papieren beschikten om pallets mee te krijgen. [9]
Deze mannen hadden zich bij een medewerker van AMG in dok 7 gemeld met het verzoek om drie pallets bananen vrij te geven. Nadat ook deze medewerker op het ontbreken van de juiste papieren/de zogenaamde pickbon had gewezen, waren de mannen na enige tijd in hun vrachtwagen van het terrein weggereden. [10] De verdachte volgt in zijn Audi A1 de vrachtwagen, zoals hij ter terechtzitting bij het hof heeft erkend.
Omdat de medewerker/portier deze situatie niet vertrouwde werd de douane ingeschakeld. In dok 7 werden pallets met bananen aangetroffen. Op drie verschillende pallets, afkomstig uit de container met nummer TEMU 929623-9, zijn vervolgens 665 pakketten met een netto gewicht van ruim 664 kilo cocaïne aangetroffen. [11]
Op 27 maart 2019 voert de verdachte een telefoongesprek met een onbekend gebleven man. In dit gesprek spreekt de verdachte over een pickbon die hij zelf had geregeld, heeft hij het over een stapel blaadjes die hij in een keer heeft meegenomen en dat hij hen zoveel blaadjes heeft gegeven alsof het net leek dat zij daar werkten. De verdachte vervolgt: ‘ik moet daar wel die mensen naar binnen laten gaan en vragen om die pallets’. En op de vraag ‘dat heb jij gedaan?’ antwoordt de verdachte: ’ja’ en: ‘Bo en die andere heb ik naar binnen gestuurd, en die chauffeur’, alsmede: ‘ik heb mijn werk gedaan.’ Hij stelt vast: ‘die mensen hier gaan mijn hoofd eraf halen’.
Vervolgens heeft de verdachte op dezelfde dag telefoongesprekken gevoerd met zijn vrouw en zijn vriendin waaruit ook blijkt dat er iets mis is gegaan. Tegen zijn vrouw zegt verdachte: ‘een torrie is broeya gegaan…ik flip em echt dood’. Tegen zijn vriendin zegt hij dat hij naar Van der Valk moest komen om zijn onschuld te bewijzen. Hij wil zo snel mogelijk hier weg. Hij gaat tweeduizend euro en zijn paspoort halen en hij gaat naar Marokko. [12]
Nadat de verdachte is aangehouden wordt de woning van zijn vrouw in Ridderkerk doorzocht en wordt een Samsung tablet in beslag genomen. Onderzoek naar deze tablet heeft opgeleverd dat er met de tablet naar containernummers is gezocht, dat met de tablet de website van Mediterranean Shipping Company (een van de grootste verschepingsbedrjven van de wereld) in de periode van 11 maart 2019 tot en met 25 maart 2019 geregeld is
bezocht en dat er ook zeer geregeld is gekeken naar een ander bedrijf dat zich bezig houdt met de opslag van fruit en exotisch fruit. [13] De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend dat hij gebruik heeft gemaakt van de tablet.
Op grond van het hiervoor overwogene acht het hof bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij hetgeen hem onder 1 en 2 ten laste is gelegd. De omstandigheid dat de verdachte tegenover diverse getuigen niet concreet heeft gesproken over drugs doet daar niet aan af. Het hof acht voorts aannemelijk dat op 25 maart 2019 de chauffeur en de bijrijder van de vrachtauto door de verdachte en door [persoon 1] in het ‘broekzakgesprek’ naar loods 7 worden gedirigeerd om daar de pallets met bananen en cocaïne op te halen. Ook hetgeen overigens door de raadsvrouw in de pleitnota is aangevoerd doet daar niet aan af en leidt het hof niet tot een ander oordeel.
Medeplegen
De vraag die voorligt, is of de bijdrage van de verdachte aan de invoer van de cocaïne (en de voorbereidingshandelingen daartoe), van voldoende gewicht is geweest om te spreken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en een of meer medeverdachten. Het hof overweegt in dit kader het volgende.
De verdachte heeft rondom de feitelijke invoer van de cocaïne en tot op de dag dat de cocaïne bij AMG is aangetroffen intensief telefonisch contact onderhouden met anderen, van wie slechts een enkeling is geïdentificeerd. Over en weer werd contact met elkaar opgenomen.
Bovendien was de verdachte in de dagen dat de container met bananen werd gelost vrijwel dagelijks aanwezig op of rond het terrein van AMG. In de aanloop naar 25 maart 2019 heeft hij meermalen medewerkers van AMG benaderd en hen een groot geldbedrag in het vooruitzicht gesteld indien zij iets wilden doen. Op het moment dat de vrachtwagen op 25 maart 2019 op het terrein van AMG is en geprobeerd wordt om de pallets bananen, waartussen de pakketten cocaïne verstopt zitten, mee te krijgen, is de verdachte in zijn auto direct buiten het terrein aanwezig en staat zijn auto zo geparkeerd dat hij goed zicht op het terrein en de vrachtwagen heeft.
Uit het vorenstaande kan worden afgeleid dat tussen de verdachte en anderen een intensieve samenwerking bestond en dat de verdachte een rol had in de voorbereiding van de invoer van de cocaïne. Ook was de verdachte aanwezig en speelde hij een belangrijke rol op 25 maart 2019, de dag waarop is getracht de pallets met cocaïne bij AMG op te halen, door telefonisch contact met de bijrijder te onderhouden en de vrachtwagen te begeleiden.
Het hof concludeert op grond hiervan dat de bijdrage van de verdachte aan de invoer van de cocaïne van dusdanig wezenlijk gewicht is geweest dat sprake is van een op die
invoer gerichte nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en anderen.
Feit 3
Door de politie is aangifte gedaan van de vernieling van een klink van een raam in een kamer van het politiebureau. Er is geverbaliseerd dat de verdachte samen met zijn raadsman voor een kort overleg gebruik mocht maken van deze kamer. Voordat zij in deze kamer kwamen, is door een agent het raam gecontroleerd en is vastgesteld dat het raam vergrendeld was en dat deze niet te openen was. Nadat de raadsman de kamer had verlaten, heeft de verdachte de deur op slot gedaan. Kort hierop heeft de verdachte de deur geopend en constateerden de verbalisanten dat de klink van het raam los zat en dat het raam geopend kon worden. Door een medewerker van de facilitaire dienst is later geconstateerd dat het slot
van de klink niet meer functioneerde. [14]
Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel dat, gelet op de aanwezigheid van de verdachte in de kamer, alsmede het feit dat hij zich enige tijd alleen in deze kamer heeft opgesloten, het in redelijkheid niet anders kan zijn dan dat de verdachte de klink van het raam heeft vernield. De alternatieve mogelijkheid dat de raadsman hiervoor verantwoordelijk zou zijn, acht het hof onaannemelijk. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
Hij in
of omstreeksde periode van 21 maart 2019 tot en met 25 maart 2019 te Rotterdam
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (al dan niet als bedoeld in art. 1 lid 4 Opiumwet) ongeveer 664,73 kilogram,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijndecocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 18 maart 2019 tot en met 25 maart 2019 te Rotterdam,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen,om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 664,73 kilogram cocaïne,
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
-
(een)ander
(en
)heeft getracht te bewegen om dat
/diefeit
(en)te plegen,
te doen plegen, mede te plegen of uit te lokkenen
/ofom daarbij behulpzaam te zijn en
/ofom daartoe gelegenheid
enmiddelen
of inlichtingente verschaffen, en
/of- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat
/diefeit
(en)heeft getracht te verschaffen, en
/of-
voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit, hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s)- contact onderhouden en
/ofinformatie uitgewisseld en
/ofafspraken gemaakt
en/of een of meer bespreking(en)en/of ontmoetingen gehadmet zijn/hun mededader(s) met betrekking tot het invoeren en
/of afleveren en/of verstrekken en/ofvervoeren van die cocaïne en
/of-
(een)ander
(en
)benaderd om mee te doen en
/ofom diensten te verlenen en
/of- geld in het vooruitzicht gesteld
en/of verstrekt en/of ontvangenen
/of
- een vrachtwagen met (twee) perso(o)n(en) geregeld om de cocaïne van het terrein van het fruit opslag/overslagbedrijf Agro Merchants af te voeren en
/of- het terrein van het fruit opslag/overslagbedrijf Agro Merchants (onbevoegd) betreden en
/of- telefonisch
en/of per smscontact gehouden met
één of meer(mede)dader
(s
);
3.
hij op
of omstreeks28 mei 2019 te Dordrecht opzettelijk en wederrechtelijk de klink/slot van een raam,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan de
NationalePolitie Eenheid Rotterdam,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,heeft vernield
en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaaktdoor met een houten balkje de klink/slot van het raam te verbreken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:

De eendaadse samenloop van:

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod

en

medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, door een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen of daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid en middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met anderen ongeveer 665 kilogram cocaïne in Nederland ingevoerd. Ook heeft hij zich schuldig gemaakt aan daarop gerichte voorbereidingshandelingen. Hij heeft medewerkers van een fruitoverslagbedrijf meermalen benaderd met de vraag of zij geld wilden verdienen. Toen zij dat weigerden, heeft de verdachte het terrein van het fruitoverslagbedrijf verkend en daarnaast heeft hij contact onderhouden met de bijrijder die samen met de chauffeur met een vrachtwagen geprobeerd heeft om de pallets met bananen, waar de pakketten cocaïne tussen verstopt waren, bij het fruitoverslagbedrijf op te halen.
Door zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van de internationale drugshandel. Medewerkers van de haven en bedrijven die niets met criminele activiteiten te maken hebben, lijden bij de uitvoering van hun reguliere werkzaamheden dagelijks onder de aanwezigheid van deze ondermijnende, criminele activiteiten en de ongewenste aanwezigheid van de daartoe aangetrokken personen, zoals de verdachte, in de haven. De ingevoerde hoeveelheid cocaïne was dusdanig groot, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Het is algemeen bekend dat de handel in cocaïne uitermate winstgevend is. Door die handel wordt niet alleen de volksgezondheid ernstig bedreigd (cocaïne is immers een voor de gezondheid zeer schadelijke stof), maar de ervaring leert ook dat dit in het bijzonder bij grensoverschrijdende handel in de invoer- en uitvoerlanden vaak gepaard gaat met vele vormen van criminaliteit.
Tot slot heeft de verdachte opzettelijk de klink/slot van een raam toebehorende aan de politie vernield.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Vanwege de ernst van de feiten, zoals die hiervoor tot uitdrukking is gebracht, en de houding van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep waarbij hij geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden, is enkel een gevangenisstraf op zijn plaats. Bij de bepaling van de duur van die gevangenisstraf heeft de het hof gelet op uitspraken in soortgelijke zaken. Daarbij is rekening gehouden met de grote hoeveelheid verdovende middelen die is ingevoerd en de rol die de verdachte in het geheel heeft gehad.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat omtrent de inbeslaggenomen voorwerpen overeenkomstig het bestreden vonnis zal worden beslist.
Op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zal het hof – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal – de verbeurdverklaring gelasten, nu dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke het onder 1, 2 bewezenverklaarde is begaan.
Vordering tot schadevergoeding Politie Eenheid Rotterdam
In het onderhavige strafproces heeft Politie Eenheid Rotterdam zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 453,62.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 28 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Het hof acht het niet opportuun om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen, nu de benadeelde partij een overheidsorgaan is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet en de artikelen 24, 33, 33a, 47, 55, 57, 63 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1.00 STK GSM zaktelefoon, IPHONE Zwart AAJQY784NL, G_525987;
1.00 SIK GSM zaktelefoon, BQ AQUARIUS X2 AAJQ1785NL, G_525988;
1.00 STK GSM zaktelefoon, IPHONE G 525989, in een doorzichtig plastic hoesje;
1.00 STK Computer, SAMSUNG TABLET AAJQ1787NL, G_525990;
1.00 STK GSM zaktelefoon NOKIA;.

Vordering van de benadeelde partij Politie Eenheid Rotterdam

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Politie Eenheid Rotterdam ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 453,62 (vierhonderddrieënvijftig euro en tweeënzestig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de
wettelijke rentevoor de materiële schade op
28 mei 2019.
Dit arrest is gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels,
mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. O.E.M. Leinarts,
in bijzijn van de griffier mr. C.M. Jellema.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 februari 2021.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van politie, nummer 1903191015.AMB d.d. 19 maart 2019 (pagina 98 tot en met pagina 99 van de doorgenummerde bij lagen van voornoemd zaaksdossier), inhoudende als relaas van de verbalisanten M.E. Leeuw en A.L. van Zwienen.
2.Het proces-verbaal van Zeehavenpolitie, nummer 190406 1200.AMB d.d. 6 april 2019 (pagina 177 tot en met pagina 185 van de doorgenummerde bijlagen van voornoemd zaaksdossier), inhoudende als relaas van de verbalisant N. van Loon.
3.Het proces-verbaal van politie, nummer 190401 l301.AMB d.d. 7 april 2019 (pagina 137 tot en met pagina 157 van de doorgenummerde bijlagen van voornoemd zaaksdossier), inhoudende als relaas van de verbalisant M.E. Leeuw.
4.Het proces-verbaal van politie, nummer 1903220934.AMB d.d. 3 april 2019 (pagina 104 tot en met pagina 105 van de doorgenummerde bij lagen van voornoemd zaaksdossier), inhoudende als relaas van de verbalisant A. Wander.
5.Het proces-verbaal van politie, nummer 190401 l301.AMB d.d. 7 april 2019 (pagina 137 tot en met pagina 157 van de doorgenummerde bijlagen van voornoemd zaaksdossier), inhoudende als relaas van de verbalisant M.E. Leeuw.
6.Het proces-verbaal van Zeehavenpolitie, nummer 190406 1200.AMB d.d. 6 april 2019 (pagina 177 tot en met pagina 185 van de doorgenummerde bijlagen van voornoemd zaaksdossier), inhoudende als relaas van de verbalisant N. van Loon.
7.Het proces-verbaal van politie, nummer 190401 l301.AMB d.d. 7 april 2019 (pagina 137 tot en met pagina 157 van de doorgenummerde bijlagen van voornoemd zaaksdossier), inhoudende als relaas van de verbalisant M.E. Leeuw.
8.Het proces-verbaal van Belastingdienst/Douane Rotterdam Haven, nummer 1903251920.AMB d.d. 26 maart 2019 (pagina 106 tot en met pagina 108 van de doorgenummerde bijlagen van voornoemd zaaksdossier), inhoudende als relaas van de verbalisanten F. dos Santos en W. Lenards Blokker.
9.Het proces-verbaal van politie, nummer 19041613 15.G.2744846 d.d. 16 april 2019 (pagina 200 tot en met pagina 202 van de doorgenummerde bijlagen van voornoemd zaaksdossier), inhoudende als de verklaring van de getuige 2744846.
10.Het proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris, door deze in de wettelijke vorm opgemaakt op 26 september 2019, inhoudende als verklaring van de getuige nummer 2744854.
11.Het proces-verbaal van Belastingdienst/Douane Rotterdam Haven, nummer 1903251920.AMB d.d. 26 maart 2019 (pagina 106 tot en met pagina 108 van de doorgenummerde bijlagen van voornoemd zaaksdossier), inhoudende als relaas van de verbalisanten F. dos Santos en W. Lenards Blokker.
12.Het proces-verbaal van politie, nummer 190401 l301.AMB d.d. 7 april 2019 (pagina 137 tot en met pagina 157 van de doorgenummerde bijlagen van voornoemd zaaksdossier), inhoudende als relaas van de verbalisant M.E. Leeuw.
13.Het proces-verbaal van politie, nummer 1904181311.AMB d.d. 18 april 2019 (pagina 214 tot en met 215 van de doorgenummerde bijlagen van voornoemd zaaksdossier), inhoudende als relaas van de verbalisant A.L. van Zwienen en
14.Het proces-verbaal van politie nummer 1905281343 .AMB d.d. 2$ mei 2019 (pagina 274 tot en met pagina 275 van de doorgenummerde bijlagen van voornoemd zaaksdossier), inhoudende als relaas van de verbalisanten A.L. van Zwienen en H.G. Baan.