ECLI:NL:GHDHA:2021:1409

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 juli 2021
Publicatiedatum
26 juli 2021
Zaaknummer
2200304120
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake dierenwelzijn en zorgplicht van veehouder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, een veehouder, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en een voorwaardelijke stillegging van zijn onderneming voor de duur van één jaar, wegens het niet naleven van de zorgplicht voor zijn runderen. De tenlastelegging omvatte meerdere overtredingen van de Wet Dieren, waaronder het niet tijdig verzorgen van zieke of gewonde runderen, het bieden van onvoldoende behuizing en het niet verstrekken van voldoende en geschikt voer en water.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte inderdaad tekort is geschoten in zijn zorgplicht. De verdachte had verklaard dat hij als enige verantwoordelijk was voor de zorg van de runderen en dat hij overbelast was. Echter, het hof oordeelde dat deze omstandigheden hem niet ontsloegen van zijn verantwoordelijkheden. De verdachte had moeten zorgen voor voldoende hulp en betere omstandigheden voor zijn dieren.

Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd, maar heeft de verdachte alsnog een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. Het hof oordeelde dat deze straf een passende reactie was op de ernst van de feiten en dat het noodzakelijk was om de verdachte bewust te maken van zijn verantwoordelijkheden als veehouder. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige omgang met dieren en de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet Dieren.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003041-20
Parketnummer: 83-085403-20
Datum uitspraak: 26 juli 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

economische kamer

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Den Haag van 29 oktober 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een voorwaardelijke stillegging van de onderneming voor de duur van één jaar, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 februari 2019 te Koudekerk aan den Rijn als houder van runderen, al dan niet opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat 2 runderen (werknummers 1934 en 1977 in stal 5) ziek of gewond lijkende runderen niet onmiddellijk en op passende wijze werden verzorgd, immers waren deze runderen kreupel en/of kon(den) en/of wilde(n) deze runderen een of meer poot/poten niet belasten,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
2.
hij op of omstreeks 21 februari 2019 te Koudekerk aan den Rijn als houder van runderen, al dan niet opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat deze runderen, over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers waren een of meer bodem(s) van die stal(len) vervuild met (natte) mest en/of urine,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
3.
hij op of omstreeks 21 februari 2019 te Koudekerk aan den Rijn als houder van runderen, al dan niet opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat 9 runderen (in stal 2), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lagen in de voergoot een dikke laag oude en/of verrotte voerrestanten en/of verontreinigd voer,
en/of
10 runderen (in stal 3), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lagen in de voergoot een dikke laag oude en/of verrotte voerrestanten en/of verontreinigd voer,
en/of
2 runderen (in stal 5b), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lagen in de voergoot een dikke laag oude en/of verrotte voerrestanten en/of verontreinigd voer,
en/of
9 runderen (in stal 6), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lagen in de voergoot een dikke laag oude en/of verrotte voerrestanten en/of verontreinigd voer,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
4.
hij op of omstreeks 21 februari 2019 te Koudekerk aan den Rijn als houder van runderen, al dan niet opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat 3 runderen (werknummers 2271 en/of 2272 en/of 2273 in stal 4), toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers was in de hokken van die stal geen water voorziening aanwezig
en/of
2 runderen (werknummers 2147 en 1805 in stal 5), toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers konden deze runderen niet beschikken over water omdat de klepeldrinkbakken afgebroken waren,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks21 februari 2019 te Koudekerk aan den Rijn als houder van runderen,
al dan nietopzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat 2
runderen(werknummers 1934 en 1977 in stal 5) ziek of gewond lijkende runderen niet onmiddellijk en op passende wijze werden verzorgd, immers waren deze runderen kreupel en
/ofkon
(den
)en
/ofwilde
(n
)deze runderen een of meer
poot/poten niet belasten,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
2.
hij op
of omstreeks21 februari 2019 te Koudekerk aan den Rijn als houder van runderen,
al dan nietopzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat deze runderen, over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers waren een of meer bodem
(s
)van die stal
(len
)vervuild met (natte) mest en
/ofurine,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
3.
hij op
of omstreeks21 februari 2019 te Koudekerk aan den Rijn als houder van runderen,
al dan nietopzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat 9 runderen (in stal 2), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lagen in de voergoot een dikke laag oude en
/ofverrotte voerrestanten en
/ofverontreinigd voer,
en
/of
10 runderen (in stal 3), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lagen in de voergoot een dikke laag oude en
/ofverrotte voerrestanten en
/ofverontreinigd voer,
en
/of
2 runderen (in stal 5b), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lagen in de voergoot een dikke laag oude en
/ofverrotte voerrestanten en
/ofverontreinigd voer,
en
/of
9 runderen (in stal 6), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lagen in de voergoot een dikke laag oude en
/ofverrotte voerrestanten en
/ofverontreinigd voer,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
4.
hij op
of omstreeks21 februari 2019 te Koudekerk aan den Rijn als houder van runderen,
al dan nietopzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat 3 runderen (werknummers 2271 en/of 2272 en/of 2273 in stal 4), toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers was in de hokken van die stal geen water voorziening aanwezig
en
/of
2 runderen (
werknummers 2147 en 1805in stal 5), toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers konden deze runderen niet beschikken over water omdat de klepeldrinkbakken afgebroken waren,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde levert op:

telkens:

overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 2.2, tiende lid, onder d, van de Wet Dieren, terwijl deze overtreding plaatsvindt in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, aangewezen soort of categorieën, worden gehouden, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
De verdachte heeft als veehouder onvoldoende zorg gedragen voor het welzijn en de gezondheid van zijn runderen. De verdachte heeft daarover verklaard dat hij als enige de zorg draagt voor de runderen en dat er te veel werk is voor hem alleen. Dat is ook de conclusie van de toezichthoudend dierenarts bij de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit die bij de inspectie van de veehouderij van de verdachte betrokken is geweest.
De grote hoeveelheid werk en de overige door de verdachte aangevoerde omstandigheden, onder andere problemen met de vergunningverlening voor de bouw van een nieuwe stal, ontslaan hem evenwel niet van zijn verantwoordelijkheid te zorgen voor een optimale gezondheid en een optimaal welzijn van zijn dieren, door bijvoorbeeld (voldoende) hulp te zoeken bij de uitoefening van zijn bedrijf of anderszins de omstandigheden in de stallen te verbeteren om de runderen de zorg te geven die zij behoeven. De verdachte heeft dat ten onrechte nagelaten. Het hof rekent het de verdachte aan dat de gezondheid en het welzijn van de runderen hierdoor zijn benadeeld.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 juni 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Het hof is van oordeel dat de verdachte dient te worden doordrongen van de ernst van de bewezenverklaarde feiten, zodat het hof een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur noodzakelijk acht. Het hof zal daarnaast geen voorwaardelijke stillegging van de onderneming opleggen, ervan uitgaande dat de voorwaardelijke gevangenisstraf die aan de verdachte zal worden opgelegd een effectief middel is om te voorkomen dat de verdachte opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten zal plegen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht, artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 2.2 van de Wet dieren, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijdvan
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. A.L. Frenkel, mr. W.M. Limborgh en mr. J. Candido, in bijzijn van de griffier mr. L.E.M. Marsman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 26 juli 2021.
mr. W.M. Limborgh en mr. J. Candido zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.”