[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957,
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een voorwaardelijke stillegging van de onderneming voor de duur van één jaar, met een proeftijd van twee jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 februari 2019 te Koudekerk aan den Rijn als houder van runderen, al dan niet opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat 2 runderen (werknummers 1934 en 1977 in stal 5) ziek of gewond lijkende runderen niet onmiddellijk en op passende wijze werden verzorgd, immers waren deze runderen kreupel en/of kon(den) en/of wilde(n) deze runderen een of meer poot/poten niet belasten,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
2.
hij op of omstreeks 21 februari 2019 te Koudekerk aan den Rijn als houder van runderen, al dan niet opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat deze runderen, over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers waren een of meer bodem(s) van die stal(len) vervuild met (natte) mest en/of urine,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
3.
hij op of omstreeks 21 februari 2019 te Koudekerk aan den Rijn als houder van runderen, al dan niet opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat 9 runderen (in stal 2), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lagen in de voergoot een dikke laag oude en/of verrotte voerrestanten en/of verontreinigd voer,
10 runderen (in stal 3), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lagen in de voergoot een dikke laag oude en/of verrotte voerrestanten en/of verontreinigd voer,
2 runderen (in stal 5b), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lagen in de voergoot een dikke laag oude en/of verrotte voerrestanten en/of verontreinigd voer,
9 runderen (in stal 6), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lagen in de voergoot een dikke laag oude en/of verrotte voerrestanten en/of verontreinigd voer,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
4.
hij op of omstreeks 21 februari 2019 te Koudekerk aan den Rijn als houder van runderen, al dan niet opzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat 3 runderen (werknummers 2271 en/of 2272 en/of 2273 in stal 4), toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers was in de hokken van die stal geen water voorziening aanwezig
2 runderen (werknummers 2147 en 1805 in stal 5), toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers konden deze runderen niet beschikken over water omdat de klepeldrinkbakken afgebroken waren,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks21 februari 2019 te Koudekerk aan den Rijn als houder van runderen,
al dan nietopzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat 2
runderen(werknummers 1934 en 1977 in stal 5) ziek of gewond lijkende runderen niet onmiddellijk en op passende wijze werden verzorgd, immers waren deze runderen kreupel en
/ofkon
(den
)en
/ofwilde
(n
)deze runderen een of meer
poot/poten niet belasten,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
2.
hij op
of omstreeks21 februari 2019 te Koudekerk aan den Rijn als houder van runderen,
al dan nietopzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat deze runderen, over een toereikende behuizing beschikten onder voldoende hygiënische omstandigheden, immers waren een of meer bodem
(s
)van die stal
(len
)vervuild met (natte) mest en
/ofurine,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
3.
hij op
of omstreeks21 februari 2019 te Koudekerk aan den Rijn als houder van runderen,
al dan nietopzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat 9 runderen (in stal 2), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lagen in de voergoot een dikke laag oude en
/ofverrotte voerrestanten en
/ofverontreinigd voer,
10 runderen (in stal 3), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lagen in de voergoot een dikke laag oude en
/ofverrotte voerrestanten en
/ofverontreinigd voer,
2 runderen (in stal 5b), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lagen in de voergoot een dikke laag oude en
/ofverrotte voerrestanten en
/ofverontreinigd voer,
9 runderen (in stal 6), een toereikende hoeveelheid gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt voer kregen toegediend op een wijze die past bij het ontwikkelingsstadium van het dier, immers lagen in de voergoot een dikke laag oude en
/ofverrotte voerrestanten en
/ofverontreinigd voer,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden;
4.
hij op
of omstreeks21 februari 2019 te Koudekerk aan den Rijn als houder van runderen,
al dan nietopzettelijk er geen zorg voor heeft gedragen dat 3 runderen (werknummers 2271 en/of 2272 en/of 2273 in stal 4), toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers was in de hokken van die stal geen water voorziening aanwezig
2 runderen (
werknummers 2147 en 1805in stal 5), toegang hadden tot een toereikende hoeveelheid water van passende kwaliteit of op een andere wijze aan hun behoefte aan water konden voldoen, immers konden deze runderen niet beschikken over water omdat de klepeldrinkbakken afgebroken waren,
zulks terwijl voornoemde overtredingen plaatsvonden in de uitoefening van een bedrijf waar dieren van krachtens artikel 2.3, tweede lid, van de Wet dieren aangewezen soorten of categorieën worden gehouden.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde levert op: