ECLI:NL:GHDHA:2021:1400

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
23 juli 2021
Zaaknummer
2200150420
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte voor rijden onder invloed van lachgas na hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor acht maanden, omdat hij op 29 mei 2019 een auto bestuurde terwijl hij onder invloed was van lachgas. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis zou worden bevestigd, maar het hof kwam tot een andere conclusie.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op de genoemde datum een auto bestuurde en dat hij een ballon met lachgas in zijn mond had. Echter, het hof oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte zodanig onder invloed was dat hij niet in staat was om de auto behoorlijk te besturen. Het enkele feit dat hij harder reed dan de toegestane snelheid en niet op het stopteken van de verbalisant reageerde, was onvoldoende bewijs voor de conclusie dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat was. Bovendien bleek uit het dossier dat het rijgedrag van de verdachte als 'normaal' werd waargenomen.

Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit. Ook werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde geldboete afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het nieuwe tenlastegelegde feit. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en beide partijen hebben afstand gedaan van hun recht om in cassatie te gaan.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001504-20
Parketnummers: 96-183264-19 en 96-145367-16 (TUL)
Datum uitspraak: 23 april 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

enkelvoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 22 juni 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte]geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]wonende te [adres].

Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete van
€ 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis, alsmede een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van acht maanden, met een proeftijd van twee jaren.
De vordering tot tenuitvoerlegging is afgewezen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 29 mei 2019 te 's-Gravenhage als bestuurder van een voertuig (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten distikstofmonoxide (lachgas), waarvan hij wist of redelijkerwijs moest
weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof stelt op grond van het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte heeft op 29 mei 2019 een auto bestuurd. De verdachte reed harder dan de overige weggebruikers en passeerde deze. De verdachte reed met een snelheid van 70 km/u. Het hof gaat ervan uit dat de toegestane snelheid op deze weg 50 km/u betrof. De verbalisant reed achter de verdachte en gaf hem een stopteken middels het rood oplichtende stoptransparant van de dienstmotor. De verdachte reageerde hier niet op. De verbalisant passeerde hierop de verdachte via de linkerrijbaan. Tijdens het passeren zag de verbalisant dat de verdachte een grote, geel gekleurde ballon in zijn mond had. De verbalisant gaf de verdachte opnieuw een stopteken. Na staandehouding zag de verbalisant aan de bijrijderszijde van de auto een lachgascylinder van twee kilo staan bij de bijrijder en zag hij diverse ballonnen bij de voeten van de bijrijder liggen. De verbalisant heeft de verdachte aangehouden ter zake van vermoedelijke overtreding van artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet.
Het hof stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van het tenlastegelegde moet worden vastgesteld dat:
de verdachte de auto heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van lachgas;
die invloed zodanig was dat de verdachte niet tot het behoorlijk besturen van die auto in staat moest worden geacht; en
de verdachte wist of redelijkerwijs moest weten dat het gebruik van lachgas de rijvaardigheid kon verminderen.
Naar het oordeel van het hof kan worden vastgesteld dat de verdachte de auto heeft bestuurd terwijl hij onder invloed was van lachgas. Immers, de verbalisant heeft waargenomen dat de verdachte een ballon aan zijn mond had tijdens het besturen van de auto en de verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij vier ballonnen heeft leeggezogen en heeft “gereden tijdens het zuigen aan lachgasballonnen.”
Het hof is evenwel van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte zodanig onder invloed was van lachgas dat hij niet tot het behoorlijk besturen van de auto in staat moest worden geacht. Daarvoor bevat hetgeen het hof heeft vastgesteld en ook overigens de inhoud van het dossier onvoldoende aanknopingspunten. Uit het enkele gegeven dat de verdachte met 70 km/u de overige weggebruikers inhaalde en niet op het eerste stopteken van de verbalisant reageerde, kan naar het oordeel van het hof niet worden afgeleid dat de verdachte niet tot het behoorlijk besturen van de auto in staat moest worden geacht. Hetzelfde geldt, ook als dit wordt bezien in samenhang met het voorgaande, voor het enkele gegeven dat in de auto van de verdachte meerdere ballonnen zijn aangetroffen en voor hetgeen de verdachte heeft verklaard over zijn gebruik van lachgas.
Bovendien blijkt uit het dossier dat de verbalisant heeft waargenomen dat het rijgedrag van de verdachte “normaal” was.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 23 augustus 2017 onder parketnummer 96-145367-16 is de verdachte veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 300,00, subsidiair 6 dagen hechtenis, met bevel dat die geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd en derhalve dat de in eerste aanleg ingediende vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet tenuitvoergelegde straf zal worden afgewezen.
Nu verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Den Haag van 25 maart 2020, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 23 augustus 2017, parketnummer 96-145367-16, voorwaardelijk opgelegde geldboete ter hoogte van € 300,00.
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein, in bijzijn van de griffier mr. L.E.M. Marsman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 april 2021.
De advocaat-generaal en de verdachte doen ieder voor zich afstand van de bevoegdheid om beroep in cassatie in te stellen.