Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 19 januari 2021
1. [appellant 1],
2. [appellant 2],
3. [appellant 3],
4. [appellant 4],
5. [appellant 5],
6. [appellant 6],
7. [appellant 7],
[erfgenamen],
De Bolivariaanse Republiek Venezuela,
De procedure
Feiten
Agreement between the Kingdom of Spain and the Republic of Venezuela on the reciprocal promotion and protection of investments”, hierna te noemen: het Verdrag). Artikel I, eerste lid onder (a) van het Verdrag bevat de volgende definitie van het begrip investeerder (“
investor”):
Any physical person who possesses the nationality of one Contracting Party pursuant to its legislation and makes investments in the territory of the other Contracting Party.”
1. The details of any dispute which may arise between an investor of one Contracting Party and the other Contracting Party concerning the fulfilment by that Party of the obligations established in this Agreement shall be notified in writing by the investor to the Contracting Party receiving the investment. As far as possible, the parties to the dispute shall try to settle their differences by amicable agreement.
to the competent courts of the Contracting Party in whose territory the investment was made, or
to the International Centre for Settlement of Investment Disputes (ICSID) established under the Convention on the Settlement of Investment Disputes between States and Nationals of Other States (…), provided that both States parties to this Agreement have acceded to the Convention. If either Contracting Party has not acceded to the Convention, recourse shall be had to the Additional Facility for the administration of conciliation, arbitration and fact-finding procedures by the ICSID secretariat.
Arbitraal Vonnis
available”) is, kan een investeerder een arbitrage beginnen onder de UNCITRAL regels, aldus het scheidsgerecht.
dominant nationality”) van [appellanten] Daartoe overweegt het scheidsgerecht dat [appellanten] zelf niet hebben gesteld dat de Spaanse nationaliteit hun effectieve nationaliteit is, dat [appellanten] lange tijd in Venezuela hebben gewoond, daar hun familiebanden hebben opgebouwd en hun kinderen hebben opgevoed en daar het centrum van hun economische activiteit hebben gehad, en dat enkelen van hen zelfs in Venezuela zijn geboren.
Vordering [appellanten]
Beoordeling
travaux préparatoiresvan het Verdrag voor die interpretatie. Daarmee zou het scheidsgerecht essentiële stellingen van partijen onbesproken hebben gelaten.
The Parties differ with respect to the interpretation of the concept of “investor” from Article 1(1)(a) of the Treaty. Although it is true that such definition does not expressly exclude the protection of dual nationals from the two States Parties to the Treaty, neither does it expressly include them”. Daaruit blijkt dat het scheidsgerecht zich rekenschap heeft gegeven van de stellingen van partijen ten aanzien van de interpretatie van de definitie van investeerder, en dat het zich een oordeel heeft gevormd over de vraag of aan de hand van die definitie kan worden vastgesteld of personen met een dubbele nationaliteit een beroep op de bescherming van het Verdrag kunnen doen. Uit overweging 706 volgt dat het scheidsgerecht, anders dan [appellanten] hadden aangevoerd, van oordeel is dat de gewone betekenis van artikel 1, eerste lid onder a van het Verdrag niet duidelijk is. Daarmee voldoet het Arbitraal Vonnis aan de eisen die daar op grond van artikel 1065, eerste lid onder c Rv kunnen worden gesteld. Het staat het hof in het kader van deze bepaling niet vrij om inhoudelijk te toetsen of de interpretatie van het scheidsgerecht van de definitie van investeerder juist is.
travaux préparatoiresvan het Verdrag, is ongegrond. In de weergave van de stellingen van partijen in hoofdstuk VI van het arbitraal vonnis heeft het scheidsgerecht vermeld wat partijen ten aanzien van de
travaux préparatoireshebben gesteld, en in overweging 642 van het Arbitraal Vonnis heeft het scheidsgerecht benoemd dat de
travaux préparatoiresop grond van artikel 32 van het Weens Verdragenverdrag als aanvullende interpretatiebron kunnen worden gebruikt. Vervolgens heeft het scheidsgerecht in overweging 706 van het Arbitraal Vonnis overwogen dat de definitie van investeerder personen met een dubbele nationaliteit niet uitdrukkelijk insluit, maar ook niet uitdrukkelijk uitsluit (vgl. het citaat hierboven). Deze overweging staat onder het opschrift “
5. Interpretation of the terms of the Treaty in accordance with the VCLT”. Kennelijk heeft het scheidsgerecht geconcludeerd dat het in dit geval niet nodig of zinvol was om de
travaux préparatoiresexpliciet te betrekken bij de interpretatie van artikel 1, eerste lid onder a van het Verdrag. Of die conclusie juist is kan het hof niet inhoudelijk toetsen.
travaux préparatoiresvan het ICSID-Verdrag en het ‘absolute beginsel van niet-aansprakelijkheid’, waarop geen van beide partijen een beroep zou hebben gedaan. Aldus zou het scheidsgerecht op ongeoorloofde wijze de stellingen van partijen hebben aangevuld. Ook hierin volgt het hof [appellanten] niet. Het stond het scheidsgerecht vrij om bij de bespreking van de vraag of er naar internationaal recht sprake is van een ‘absoluut beginsel van niet-aansprakelijkheid’ ook acht te slaan op de
travaux préparatoiresvan het ICSID-Verdrag, en om dat beginsel vervolgens bij zijn oordeel in aanmerking te nemen. Het gaat hierbij om rechtsgronden die het scheidsgerecht zelfstandig bij zijn oordeel heeft kunnen betrekken. Uit het beginsel van hoor en wederhoor volgt geen verplichting voor het scheidsgerecht om partijen in staat te stellen zich vooraf over voorgenomen rechtsoverwegingen uit te laten. Overigens heeft de Republiek Venezuela in de arbitrage wel degelijk een beroep gedaan op de
travaux préparatoiresvan het ICSID-Verdrag (vgl. de opinie van prof. A. Pellet die door de Republiek Venezuela in de arbitrage is ingebracht; prof. Pellet gaat hier uitgebreid op in onder punt 6 e.v. van zijn opinie). Prof. Pellet verwijst in zijn opinie ook naar het ‘absolute beginsel van niet-aansprakelijkheid’, dan wel de codificatie daarvan in artikel 4 van de
Hague Convention on Certain Questions Relating to the Conflict of Nationality Laws(zie punten 43 en 50 van zijn opinie). Zowel de
travaux préparatoiresvan het ICSID-Verdrag als het ‘absolute beginsel van niet-aansprakelijkheid’ zijn dus in de arbitrage aan de orde geweest. Ook daarom kan niet van een verrassingsbeslissing worden gesproken.
onbevoegd heeft verklaard vanwege het ontbreken van een geldige overeenkomst tot arbitrage. Als een scheidsgerecht zich op die grond onbevoegd heeft verklaard, is de rechter bevoegd van de zaak kennis te nemen op grond van artikel 1052, vijfde lid Rv. Het recht op toegang tot de rechter is hier niet in het geding. Toetsing door de rechter van een arbitraal vonnis waarbij een scheidsgerecht zich onbevoegd heeft verklaard, verdraagt zich ook niet met het in artikel 1052, eerste lid Rv vastgelegde beginsel dat het scheidsgerecht gerechtigd is over zijn eigen bevoegdheid te oordelen.
niet een nuttig alternatief, maar een noodzakelijke vervanging” voor overheidsrechtspraak, die investeerders geen effectieve rechtsgang biedt om hun rechten tegenover de verdragsluitende staten geldend te maken. Dat zou in het bijzonder het geval zijn in Venezuela, waar de rechtsstaat niet functioneert. Daarnaast brengt het zogenaamde “
fork in the road” beginsel volgens [appellanten] mede dat als een investeerder eenmaal voor arbitrage heeft gekozen, hij geen toegang meer heeft tot de Venezolaanse rechter. Dit beginsel zou volgen uit artikel XI, tweede lid van het Verdrag, waarin de investeerder een keuze heeft tussen de Venezolaanse rechter en arbitrage; als hij eenmaal gekozen heeft voor arbitrage, is de weg naar de Venezolaanse rechter afgesneden, ook als het scheidsgerecht zich vervolgens onbevoegd verklaart. Het gevolg van het Arbitraal Vonnis is dus dat [appellanten] zowel feitelijk als juridisch geen mogelijkheid meer hebben om hun vorderingen tegenover de Republiek Venezuela geldend te maken. Dit heeft het scheidsgerecht miskend door zich onbevoegd te verklaren, aldus [appellanten]
onbevoegd is, inhoudelijk toetst en vernietigt als hij tot een ander oordeel komt dan het scheidsgerecht. Dat is niet anders in de context van internationale investeringsarbitrages. Artikel 1065, eerste lid onder a en artikel 1052 Rv gelden voor arbitrageovereenkomsten in het algemeen, ongeacht de context. Het hof ziet dus geen grond voor een toetsing van het oordeel van het scheidsgerecht over zijn eigen onbevoegdheid op grond van artikel 1065, eerste lid onder a Rv.
fork in the road” principe. Het scheidsgerecht heeft zich onbevoegd verklaard omdat [appellanten] geen investeerders in de zin van het Verdrag zijn, zodat er ter zake van hun vordering geen geldige arbitrageovereenkomst bestaat. Met andere woorden: de door de verdragsluitende staten overeengekomen mogelijkheid van arbitrage ziet niet op de vordering van [appellanten] Tegen die achtergrond is niet aannemelijk dat het Verdrag zich ertegen verzet dat [appellanten] die vordering aan een rechter voorleggen. Dat kan de Venezolaanse rechter zijn, of de rechter in een ander land die bevoegd is om kennis te nemen van een vordering van [appellanten] tegen de Republiek Venezuela.
clear language’ noodzakelijk is (overwegingen 644 tot en met 647 van het Arbitraal Vonnis). Er is geen sprake van dat het scheidsgerecht met deze aanpak zijn opdracht heeft geschonden. De enkele omstandigheid dat het scheidsgerecht mogelijk ook tot een ander (volgens [appellanten]: correct) oordeel had kunnen komen, is onvoldoende om te kunnen oordelen dat sprake is van een vernietigingsgrond als bedoeld in art. 1065 Rv.
Beslissing
de Republiek Venezuela worden begroot op nihil.