[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Indonesië) op [geboortedatum]
adres: [adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder
1. subsidiair en 2 tenlastegelegde niet strafbaar verklaard en ontslagen van alle rechtsvervolging.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep
De officier van justitie had binnen veertien dagen na het op 21 juli 2020 gewezen vonnis in hoger beroep moeten komen. De officier van justitie heeft echter blijkens de akte rechtsmiddel eerst op 5 augustus 2020 hoger beroep ingesteld, zodat hij daarin niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 08 februari 2019 te 's-Gravenhage, althans te Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade een of meer politici (op dat moment aanwezig in Den Haag) van het leven te beroven, (te) begaan met een terroristisch oogmerk, door met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- twee (vlees)messen in een rugzak te doen en/of
- ( vervolgens) met die rugzak (met daarin de messen) naar Den Haag te reizen (met het doel om daar aanwezige politici neer te steken) en/of
- ( vervolgens) met die rugzak (met daarin de messen) naar het Binnenhof te lopen en/of (vervolgens) langs en over het Binnenhof te lopen met als doel om in de nabijheid van politici te komen en/of met als doel om (deze) politici neer te steken en/of
- ( vervolgens) met die rugzak (met daarin de messen) op zoek te gaan naar een balie met als doel een afspraak te maken met (politici van) de Eerste of Tweede Kamer en/of met als doel om (deze) politici neer te steken en/of - te zeggen "ik ben een aangewezen terrorist, ik kom hier om een aanslag te plegen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 februari 2019 te 's-Gravenhage, althans in Nederland tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van de/het te plegen misdrijf(ven) omschreven in artikel 289 en/of 287 van het Wetboek van Strafrecht, te weten moord en/of doodslag, te begaan met een terroristisch oogmerk,
- ( sub 2) gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf zich (of anderen) trachtte te verschaffen en/of
- ( sub 3) voorwerpen voorhanden had waarvan hij wist dat zij bestemd waren tot het plegen van een misdrijf,
immers is/heeft hij, verdachte,
- twee (vlees)messen in een rugzak gedaan en/of
- ( vervolgens) met die rugzak (met daarin de messen) naar Den Haag afgereisd (met het doel om daar aanwezige politici neer te steken) en/of
- ( vervolgens) met die rugzak (met daarin de messen) naar het Binnenhof gelopen en/of (vervolgens) langs en over het Binnenhof heen gelopen met als doel om in de nabijheid van politici te komen en/of met als doel om (deze) politici neer te steken en/of
- ( vervolgens) met die rugzak (met daarin de messen) op zoek gegaan naar een balie om informatie te krijgen over de Eerste en/of Tweede Kamer met als doel een afspraak te maken met (politici van) de Eerste of Tweede Kamer en/of met als doel om (deze) politici neer te steken;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 februari 2019 te 's-Gravenhage, althans te Nederland ter voorbereiding van het met anderen of een ander, althans alleen, te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord en/of doodslag (zoals bedoeld in artikel 289 en/of 287 Wetboek van Strafrecht) al dan niet (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a en/of 289 jo 83 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimte en/of vervoermiddelen, bestemd tot het begaan van die/dat misdrijf/misdrijven heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad,
immers is/heeft hij, verdachte,
- twee (vlees)messen in een rugzak gedaan en/of
- ( vervolgens) met die rugzak (met daarin de messen) naar Den Haag afgereisd (met het doel om daar aanwezige politici neer te steken) en/of
- ( vervolgens) met die rugzak (met daarin de messen) naar het Binnenhof gelopen en/of (vervolgens) langs en over het Binnenhof heen gelopen met als doel om in de nabijheid van politici te komen en/of met als doel om (deze) politici neer te steken en/of
- ( vervolgens) met die rugzak (met daarin de messen) op zoek gegaan naar een balie met als doel een afspraak te maken met (politici van) de Eerste of Tweede Kamer en/of met als doel om (deze) politici neer te steken;
2.
hij op of omstreeks 8 februari 2019 te 's Gravenhage, althans te Nederland, een en/of meerdere politici heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, begaan met een terroristisch oogmerk,
immers is/heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend gezegd: "ik ben een aangewezen terrorist, ik kom hier om een aanslag te plegen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking (terwijl verdachte twee (vlees)messen in zijn rugzak droeg),
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 meer subsidiair en 2 tenlastegelegde wegens volledige ontoerekeningsvatbaarheid zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven reeds omdat het hof komt tot een andere bewezenverklaring.
Vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde
Met de advocaat-generaal en de raadsvrouw is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde
De raadsvrouw heeft voorts vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde, nu – kort en zakelijk weergegeven - niet kan worden bewezen dat bij politici de redelijke vrees kan zijn ontstaan dat zij slachtoffer zouden worden van een misdrijf.
Het hof overweegt het volgende.
Het hof stelt op basis van het verhandelde ter terechtzitting vast dat de verdachte op 8 februari 2019, omstreeks 13.15 uur, op het Binnenhof in Den Haag een beveiliger werkzaam bij de Koninklijke Marechaussee heeft aangesproken. De verdachte vroeg hem waar hij zich moest melden in verband met terrorisme. De verdachte zei ook "ik ben een aangewezen terrorist, ik kom hier om een aanslag te plegen". De verdachte is vervolgens aangehouden, ontdaan van zijn rugzak en geboeid afgevoerd, waarna het Binnenhof is ontruimd. Later bleek dat de verdachte twee keukenmessen in zijn rugzak had.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is voor veroordeling ter zake van bedreiging vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd.
Hoewel de bewoordingen van de ten laste gelegde uitlating op zichzelf geschikt zijn om een bedreiging te kunnen opleveren, is het hof van oordeel dat die uitlating, gelet op de omstandigheden, niet van dien aard is dat bij politici de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen.
De verdachte heeft weliswaar tegen een medewerker van de Koninklijke Marechaussee gezegd dat hij een aanslag kwam plegen, maar kwam daarbij niet agressief over. Uit het dossier valt op te maken dat bij de Marechaussee is getwijfeld over of de verdachte überhaupt een gevaar vormde; de verdachte werd gevraagd of hij kwam voor een training voor politiepersoneel. Op de camerabeelden die zich in het dossier bevinden is verder te zien dat de verdachte rustig is als hij de beveiliger van de Marechaussee aanspreekt, zijn paspoort overhandigt en zich vervolgens niet verzet als hij geboeid wordt.
De uitlatingen van de verdachte tegenover een medewerker van de Marechaussee, de latere vondst van de messen in de rugzak en de ontruiming van het Binnenhof zijn onder deze omstandigheden niet toereikend om bij de politici die (mogelijk) op het Binnenhof aanwezig waren de redelijke vrees te doen ontstaan dat zij slachtoffer zouden worden van een misdrijf.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte ook van dat feit zal worden vrijgesproken.
Geen terroristisch oogmerk
De verdediging en de advocaat-generaal hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat niet kan worden bewezen dat de verdachte handelde met een “terroristisch oogmerk”, zoals is tenlastegelegd. Het hof deelt dat oordeel en zal de verdachte van dat bestanddeel vrijspreken.
Daarbij overweegt het hof nog het volgende. Uit het voornemen van de verdachte om politici om het leven te brengen teneinde wraak te nemen op de overheid die hem – in zijn beleving – “met apparatuur” had belaagd en om vervolgens zelf door politiekogels te sterven, kan niet worden afgeleid dat hij moet hebben beseft dat een en ander als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg met zich bracht dat de fundamentele politieke structuur van Nederland ernstig werd ontwricht.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
(meer subsidiair)
hij op
of omstreeks08 februari 2019
te 's-Gravenhage, althans teinNederland ter voorbereiding van het
met anderen of een ander, althans alleen,te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord
en/of doodslag(zoals bedoeld in artikel 289
en/of 287Wetboek van Strafrecht)
al dan niet (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a en/of 289 jo 83 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
voorwerpen,
stoffen, informatiedragers, ruimte en/of vervoermiddelen,bestemd tot het begaan van
die/dat misdrijf
/misdrijven heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/ofvoorhanden heeft gehad,
immers is/heeft hij, verdachte,
- twee (vlees)messen in een rugzak gedaan en
/of
-
(vervolgens
)met die rugzak (met daarin de messen) naar Den Haag afgereisd (met het doel om daar aanwezige politici neer te steken) en
/of
-
(vervolgens
)met die rugzak (met daarin de messen) naar het Binnenhof gelopen en
/of (vervolgens)langs en over het Binnenhof
heengelopen met als doel
omin de nabijheid van politici te komen en
/of met als doel om(deze) politici neer te steken
en/of
- (vervolgens) met die rugzak (met daarin de messen) op zoek gegaan naar een balie met als doel een afspraak te maken met (politici van) de Eerste of Tweede Kamer en/of met als doel om (deze) politici neer te steken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig haar overgelegde pleitnotities - op het standpunt gesteld dat er ten aanzien van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde sprake is van vrijwillige terugtred en dat de verdachte ten aanzien van dat feit dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Zij heeft daartoe naar voren gebracht dat de verdachte zich op enig moment heeft bedacht en vrijwillig met zijn handelingen is gestopt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht luidt: voorbereiding noch poging bestaat indien het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk.
In de onderhavige zaak staat niet ter discussie dat het voorgenomen misdrijf niet is uitgevoerd. De vraag die voorligt is, of het aannemelijk is geworden dat dat misdrijf – moord - niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden van de wil van de verdachte afhankelijk. Of dit zo is hangt af van de concrete omstandigheden van het geval.
Het hof stelt aan de hand van het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast.
De verdachte heeft verklaard dat hij vanuit Sneek naar Den Haag is gereisd met het doel om naar het Binnenhof te gaan en aldaar aanwezige politici neer te steken. Het plan om dit te doen heeft hij die week op maandag bedacht en op vrijdag heeft hij besloten daaraan uitvoering te geven. De verdachte had daarvoor twee messen in zijn rugzak gestopt. Ook heeft de verdachte verklaard dat hij, eenmaal op het Binnenhof, niet de juiste mensen aantrof om een aanslag te plegen. Hij zag naar eigen zeggen enkel toeristen en kinderen en herkende geen politici. En toen was het einde aanslag, aldus de verdachte. De verdachte heeft bij de politie ook nog verklaard dat als er wel politici waren geweest hij dan was verder gegaan tot hij zou worden neergeschoten. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat dit moet worden begrepen als een poging tot
suicide by cop, die was ingegeven door depressieve gevoelens.
Op grond van de hiervoor vermelde omstandigheden, verwerpt het hof het beroep op vrijwillige terugtred, omdat het voorgenomen misdrijf niet is voltooid ten gevolge van, niet van de wil van de verdachte afhankelijke, omstandigheden, te weten dat hij op het Binnenhof niet de politici aantrof waar hij naar op zoek was.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluit.
Het onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde levert op: