ECLI:NL:GHDHA:2021:1363

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2021
Publicatiedatum
19 juli 2021
Zaaknummer
2200481719
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding van minderjarigen en schennis van de eerbaarheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte is veroordeeld voor het aanranding van twee jonge meisjes, [slachtoffer1] en [slachtoffer2], en voor schennis van de eerbaarheid. De feiten vonden plaats op 8 oktober 2018 en 5 oktober 2018 in Capelle aan den IJssel. De verdachte heeft de meisjes gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, waarbij geweld en bedreiging zijn gebruikt. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder opname in een zorginstelling en een contactverbod met de slachtoffers.

De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden. Het hof heeft de vrijspraak van de rechtbank voor het primair tenlastegelegde vernietigd en de verdachte veroordeeld voor het subsidiair tenlastegelegde. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor zedendelicten, maar heeft wel een strafblad voor andere strafbare feiten. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers, en heeft besloten dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk is.

Daarnaast zijn er vorderingen tot schadevergoeding ingediend door de benadeelde partijen, die door het hof zijn toegewezen tot bedragen van €2.000 voor [slachtoffer1] en €2.750 voor [slachtoffer2]. De verdachte is verplicht deze bedragen aan de Staat te betalen ten behoeve van de slachtoffers. Het hof heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd voor de proeftijd, waaronder behandeling en toezicht door de reclassering.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004817-19
Parketnummer: 10-661071-18
Datum uitspraak: 19 juli 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 3 oktober 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 en 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren en met opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte. Daarnaast is beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 08 oktober 2018 te Capelle aan den IJssel, met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren, te weten [slachtoffer1], geboren op [geboortedatum] 2012, handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer1], namelijk het brengen en/of houden van zijn verdachts vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer1]; (artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht);
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 oktober 2018 te Capelle aan den IJssel door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten
[slachtoffer1], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het aanraken en/of betasten van de vagina van die [slachtoffer1], het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het vastpakken en/of duwen van die [slachtoffer1] en/of (onverhoeds) aanraken en/of betasten van de vagina van die [slachtoffer1];
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 oktober 2018 te Capelle aan den IJssel met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer1] (geboren op [geboortedatum] 2012), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het aanraken en/of betasten van de vagina van die [slachtoffer1];
2.
hij op of omstreeks 05 oktober 2018 te Capelle aan den IJssel door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer2], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het aanraken en/of betasten van de vagina van die [slachtoffer2],
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het vastpakken van die [slachtoffer2] en/of (onverhoeds) aanraken en/of betasten van de vagina van die [slachtoffer2];
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 05 oktober 2018 te Capelle aan den IJssel met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [slachtoffer2] (geboren op [geboortedatum] 2009), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd, namelijk het aanraken en/of betasten van de vagina van die [slachtoffer2];
3.
hij op één of meer tijdstippen op of omstreeks 08 oktober 2018 te Capelle aan den IJssel, meermalen, althans eenmaal (telkens) de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats voor het openbaar verkeer bestemd,
te weten
- aan het Roos van Dekema Erf, en/of
- aan het terrein van de skatebaan aan het IJsvogelpad in het Schollebos, door zich (telkens) aldaar met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en/of zijn geslachtsdeel aan te raken en/of trekkende en/of knijpende bewegingen in/aan zijn (ontblote) geslachtsdeel te maken.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in het hoger beroep zal worden verklaard ter zake van het onder 3 tenlastegelegde en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken, alsmede ter zake van het onder 1 subsidiair en 2 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren onder oplegging van de bijzondere voorwaarden - kort gezegd - opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, verblijf in een begeleid wonen instelling, meewerken met middelencontrole, afzien van contact met minderjarigen en een contactverbod voor de slachtoffers [slachtoffer1] en [slachtoffer2]. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zullen worden verklaard.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. subsidiair:
hij op
of omstreeks08 oktober 2018 te Capelle aan den IJssel door geweld
en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en)iemand, te weten
[slachtoffer1], heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van een
of meerontuchtige handeling
(en), namelijk het aanraken
en/of betastenvan de vagina van die [slachtoffer1], het geweld
en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en)heeft
/hebbenbestaan uit het vastpakken en
/ofduwen van die [slachtoffer1]
en/of (onverhoeds) aanraken en/of betasten van de vagina van die [slachtoffer1];
2 primair:
hij op 05 oktober 2018 te Capelle aan den IJssel door geweld
en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en)iemand, te weten [slachtoffer2], heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van een ontuchtige handeling, namelijk het aanraken van de vagina van die [slachtoffer2],
het geweld
en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en)heeft
/hebbenbestaan uit het vastpakken van die [slachtoffer2]
en/of (onverhoeds) aanraken en/of betasten van de vagina van die [slachtoffer2];
3.
hij op
één of meer tijdstippen op of omstreeks08 oktober 2018 te Capelle aan den IJssel, meermalen,
althans eenmaal (telkens)de eerbaarheid heeft geschonden op of aan een plaats voor het openbaar verkeer bestemd,
te weten
- aan het Roos van Dekema Erf, en
/of
- aan het terrein van de skatebaan aan het IJsvogelpad in het Schollebos, door zich (telkens) aldaar met ontbloot geslachtsdeel te bevinden en zijn geslachtsdeel aan te raken en
/oftrekkende en/of knijpende bewegingen in/aan zijn (ontblote) geslachtsdeel te maken.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 subsidiair en 2 primair bewezenverklaarde levert op:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.

Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding van [slachtoffer1] en [slachtoffer2], twee jonge meisjes van destijds zes en negen jaar oud. Hij heeft dit gedaan terwijl de meisjes buiten aan het spelen waren. Kinderen moeten onbekommerd buiten kunnen spelen, iets waar de verdachte wat betreft [slachtoffer1] en [slachtoffer2] door zijn gedrag een einde aan heeft gemaakt. Hij heeft zich uitsluitend laten leiden door zijn eigen lustgevoelens en een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de seksuele integriteit van de slachtoffertjes. Hij heeft in het geheel niet nagedacht over wat zijn handelen voor gevolgen voor de meisjes zou kunnen hebben. Dat deze gevolgen er ook daadwerkelijk zijn, blijkt uit de aangrijpende schriftelijke slachtofferverklaring van de moeder van [slachtoffer2] en uit de toelichting bij het voegingsformulier van de benadeelde partij inzake [slachtoffer1].
Daarnaast heeft de verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan schennis van de eerbaarheid. Dergelijk aanstootgevend gedrag maakt een inbreuk op de openbare orde. Voorbijgangers schrikken van dergelijk gedrag of nemen er aanstoot aan, en horen hier dan ook niet mee geconfronteerd te worden.
Met name gelet op de ernst van de onder 1 en 2 bewezenverklaarde feiten en de gevolgen van deze feiten voor de slachtoffers, kan niet volstaan worden met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
22 juni 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van andersoortige strafbare feiten.
Daarnaast heeft het hof acht geslagen op omtrent de persoon van de verdachte opgemaakte rapportages. Uit het rapport van het Pieter Baan Centrum van
19 augustus 2019 blijkt dat bij de verdachte sprake is van verslavingsproblematiek, een licht verstandelijke beperking en psychiatrische problematiek in de vorm van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis.
Uit het Reclasseringsadvies d.d. 8 januari 2021 volgt dat de verdachte baat heeft bij een gestructureerde omgeving binnen de forensische zorg. Uit het aanvullende Reclasseringsadvies d.d. 22 juni 2021 volgt dat de verdachte momenteel wordt behandeld binnen het kader van een zorgmachtiging. In aanvulling hierop wordt bij een eventuele strafoplegging een aantal bijzondere voorwaarden geadviseerd die zijn gericht op het vermijden van contact met minderjarigen en het voortzetten van de ingezette behandeling.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Het hof zal hieraan de door de reclassering geadviseerde en hierna te noemen bijzondere voorwaarden verbinden, met uitzondering van de opname in een zorginstelling, nu daarin in het kader van de afgegeven zorgmachtiging reeds is voorzien. Anders dan de advocaat-generaal acht het hof geen gronden aanwezig om de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor het plegen van zedendelicten en er is na het plegen van de onderhavige delicten inmiddels een periode van bijna drie jaar verstreken waarin de verdachte niet meer vanwege een dergelijke verdenking in aanraking met justitie is gekomen.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer1]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 5.000,00. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Het hof verstaat de vordering tot vergoeding van geleden immateriële schade aldus dat deze strekt tot vergoeding van een gedeelte van de schade die de benadeelde partij rechtstreeks heeft geleden door het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 2.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 2.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer1].
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer2]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 2.750,00. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Het hof verstaat de vordering tot vergoeding van geleden immateriële schade aldus dat deze strekt tot vergoeding van een gedeelte van de schade die de benadeelde partij rechtstreeks heeft geleden door het onder bewezen verklaarde.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 750,- materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 primair bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf
5 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 primair bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 2.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf
5 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 2.750,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer2].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 239 en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 primair en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende de volledige proeftijd onder behandeling zal stellen bij Fact Antes en/of Polikliniek Fivoor of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
- gedurende de volledige proeftijd(of zoveel korter als de reclassering nodig vindt), zal verblijven in de beschermde woonvorm van de Oranjeborg of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld. Hierbij wordt rekening gehouden met de voor de verdachte afgegeven zorgmachtiging.
- dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen, en dat hij verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek.
- dat de veroordeelde op geen enkele wijze contact zoekt met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, dan zorgt de veroordeelde dat hij vooraf afspraken maakt met de reclassering over de volwassen personen die hierbij aanwezig zijn.
- dat de veroordeelde bereikbaar is voor de reclassering, zijn behandelaren en zijn begeleiders. De veroordeelde verschaft de reclassering inzicht op de voortgang van zijn behandeling en begeleiding en verleent de reclassering toestemming om relevante referenten te raadplegen en contact te onderhouden met personen en instanties die deel uitmaken van zijn netwerk. De veroordeelde werkt mee aan controle op zijn gegevensdragers, zoals zijn telefoon.
- gedurende de volledige proeftijd geen contact legt of laat leggen met [slachtoffer1] en [slachtoffer2]. In dat verband dient de verdachte zich er onder meer van te onthouden zich te begeven binnen een straal van 1000 meter rond de [adres].
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer1] ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.000,00 (tweeduizend euro)ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer1], ter zake van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.000,00 (tweeduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 30 (dertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 8 oktober 2018.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer2] ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.750,00 (tweeduizend zevenhonderdvijftig euro)bestaande uit € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) materiële schade en € 2.000,00 (tweeduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer2], ter zake van het onder 2 primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.750,00 (tweeduizend zeven honderd vijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 30 (dertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 5 oktober 2018.
Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout,
mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. Y.J. Wijnnobel-van Erp, in bijzijn van de griffier mr. L. Knoop.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 juli 2021.
De griffier is buiten staat dit arrest te ondertekenen.