5.6.wijst af het meer of anders gevorderde.”
De vorderingen in hoger beroep
7. [de man] vordert dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis vernietigt, en opnieuw rechtdoende [de beschermingsbewindvoerder] alsnog niet-ontvankelijk verklaart in haar vorderingen, althans deze aan haar ontzegt, met veroordeling van [de beschermingsbewindvoerder] in de kosten van de procedure zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, met inbegrip van het salaris van de advocaat van [de man] , dit alles te vermeerderen met de wettelijke rente.
8. [de beschermingsbewindvoerder] concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van [de man] in zijn beroep, althans tot ontzegging c.q. afwijzing en hem te veroordelen in de kosten van beide instanties.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
9. [de beschermingsbewindvoerder] voert als primaire verweer aan dat [de man] niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Zij wijst erop dat [de man] in strijd met het voorschrift in de wet heeft nagelaten ervoor zorg te dragen dat binnen acht dagen na de instelling van het hoger beroep dit in het rechtsmiddelenregister is ingeschreven.
10. Het hof zal eerst op deze vraag ingaan en daarbij de argumenten die [de man] ter bestrijding aanvoert bespreken.
11. Artikel 3:300 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) biedt de mogelijkheid dat de rechter bepaalt dat zijn uitspraak in de plaats treedt van een akte, in de situatie dat een gedaagde gehouden is tezamen met eiser een akte op te maken. In artikel 3:301 lid 2 BW is opgenomen dat, indien het gaat om een uitspraak die in de plaats treedt van een tot levering van een registergoed bestemde akte, hoger beroep tegen deze uitspraak op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen acht dagen na het instellen van het rechtsmiddel moet worden ingeschreven in het rechtsmiddelenregister, in casu dat van de rechtbank. Vast staat dat deze inschrijving niet heeft plaats gevonden.
12. [de man] bestrijdt dat de zware sanctie van niet-ontvankelijkheid in dit geval is aangewezen: inschrijving in het register is niet vereist als de uitspraak ter vervanging van de toestemming niet meer zal worden gebruikt. De door de rechtbank gestelde voorwaarde waaronder het vonnis in de plaats zou treden van de leveringsakte is niet in vervulling gegaan en het vonnis is nooit daadwerkelijk in de plaats van de leveringsakte getreden. De betrouwbaarheid van de openbare registers in dus niet in het geding geweest. [de vrouw] is inmiddels uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ontslagen en het vonnis kan niet meer in de plaats treden van de akte tot levering. Inschrijving in het rechtsmiddelenregister is niet vereist, omdat eventuele vernietiging van het vonnis geen goederenrechtelijk werking meer kan hebben.
13. Het hof stelt onder verwijzing naar de uitspraak van de Hoge Raad van 23 april 2021 (ECLI:NL:2021:647) het volgende voorop. Het voorschrift van art. 3:301 lid 2 BW strekt ertoe dat bij inschrijving in de openbare registers van een uitspraak die in de plaats treedt van (een deel van) een tot levering bestemde akte als bedoeld in art. 3:89 BW, zoveel mogelijk buiten twijfel wordt gesteld dat op het tijdstip waarop de beroepstermijn verstreek, geen rechtsmiddel is ingesteld. Dit is van belang voor de rechtszekerheid die is vereist bij de verkrijging van registergoederen. De bepaling bewerkstelligt dat de griffier van het gerecht dat de uitspraak heeft gedaan, bij de afgifte van de in art. 25 Kadasterwet bedoelde verklaring dat hem niet van het instellen van een gewoon rechtsmiddel is gebleken, kan afgaan op het rechtsmiddelenregister. Dit is niet alleen van belang in de gevallen die in art. 25 lid 1, onder a en b, Kadasterwet zijn genoemd, maar ook in het geval waarin de in te schrijven uitspraak uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
14. Een niet-ontvankelijkheid op de voet van art. 3:301 lid 2 BW strekt zich alleen uit tot de grieven of klachten die zich richten tegen oordelen die betrekking hebben op het gedeelte van de uitspraak dat blijkens het dictum in de plaats treedt van (een deel van) de tot levering bestemde akte en daarmee onlosmakelijk verbonden oordelen. Verder geldt de eis van inschrijving in het rechtsmiddelenregister slechts voor gevallen waarin de bestreden uitspraak op het moment dat het rechtsmiddel wordt ingesteld, daadwerkelijk in de plaats van (een deel van) de akte van levering is getreden of nog kan treden.
15. In het dictum van het bestreden vonnis wordt [de man] een termijn gegund om alsnog te bewerkstelligen dat [de vrouw] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid wordt ontslagen. Indien hij hierin niet slaagt binnen een termijn van drie maanden na betekening, wordt hij veroordeeld zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning. Voor de situatie dat hij hieraan niet meewerkt heeft de rechtbank bepaald dat de uitspraak na het verstrijken van een periode van 6 maanden na betekening in de plaats treedt van de tot levering van de woning bestemde akte. De rechtbank heeft dus toepassing gegeven aan art. 3:300 lid 2 BW en dit deel van het dictum staat in onlosmakelijk verband met de in het dictum opgenomen veroordeling van [de man] tot medewerking aan de verkoop en levering van de woning aan een koper.
16. [de man] heeft op 8 april 2020 hoger beroep ingesteld. Vast staat dat [de man] het hoger beroep niet heeft ingeschreven in het rechtsmiddelenregister. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is [de man] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover dit is gericht tegen de veroordeling tot medewerking tot verkoop en levering van de woning (onder 5.2 in het dictum) en de bepaling tot in de plaats treding van de uitspraak (onder 5.3 in het dictum).
Niet van belang is dat de uitspraak niet daadwerkelijk in de plaats is getreden en dat die situatie ook niet meer aan de orde zal zijn. Het gaat om de vraag of op het tijdstip van het instellen van het rechtsmiddel de mogelijkheid bestond dat de uitspraak in de plaats kon treden van de bedoelde akte. Op 8 april 2020 was die mogelijkheid aanwezig. Dat naderhand is gebleken dat hiervan geen gebruik hoefde te worden gemaakt doet hier niet aan af. Anders dan [de man] stelt is de betrouwbaarheid van het rechtsmiddelenregister en daarmee de rechtszekerheid wel in het geding geweest. Gelet op de strekking van het voorschrift is er geen plaats voor onderzoek door de rechter naar de vraag of sprake is geweest van benadeling van derden als gevolg van het verzuim om het rechtsmiddel in te schrijven.
Omdat [de man] niet-ontvankelijk is in zijn beroep tegen de onderdelen 5.2 en 5.2 van het dictum, hoeft het hof de eerste grief, die is gericht tegen de veroordeling tot verkoop, niet te bespreken.
17. In de tweede grief stelt [de man] dat de rechtbank ten onrechte een dwangsom heeft opgelegd. Een dwangsom dient als een prikkel tot nakoming. [de man] heeft zich steeds ingespannen om [de vrouw] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan. Er was geen reden tot vrees dat een eventuele veroordeling om de woning in de verkoop te brengen niet zou worden nagekomen. Tot slot betwist [de man] nog dat door hem dwangsommen zijn verbeurd, omdat hij niet zijn medewerking aan de verkoop zou hebben geweigerd.
18. De veroordeling tot betaling van een dwangsom staat niet in onlosmakelijk verband met de bepaling onder 5.3 in het bestreden vonnis, zodat het hof wel toe komt aan de beoordeling van deze grief.
19. Naar het oordeel van het hof bestond voldoende aanleiding om een dwangsom te verbinden aan de veroordeling tot medewerking aan de verkoop. De samenwoning van [de man] en [de vrouw] was al in 2016 beëindigd en ondanks toezeggingen was [de man] er nog steeds niet in geslaagd [de vrouw] uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te doen ontslaan. De vraag of en tot welk bedrag dwangsommen zijn verbeurd ligt in deze procedure niet aan het hof ter beoordeling voor.
20. Het bewijsaanbod van [de man] is niet ter zake doende. Het hof gaat daaraan voorbij.
21. [de man] en [de vrouw] zijn ex-samenwoners en het geschil vloeit voort uit de afwikkeling van de beëindiging van hun relatie. Het hof zal daarom – zoals ook de rechtbank in eerste aanleg heeft gedaan – de proceskosten compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.