ECLI:NL:GHDHA:2021:1314

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
13 juli 2021
Zaaknummer
22-000446-20
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam inzake witwassen van geldbedragen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Frankrijk, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 62 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, wegens het witwassen van geldbedragen. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de rechtbank wordt vernietigd en dat de verdachte opnieuw wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 62 dagen, met een proeftijd van twee jaren. De verdachte had op 11 mei 2019 in Rotterdam een aanzienlijk geldbedrag bij zich, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het geldbedrag uit een misdrijf afkomstig was. Het hof heeft de verweren van de verdediging verworpen, onder andere omdat de verklaringen van de verdachte over de herkomst van het geld niet consistent waren en niet konden worden onderbouwd. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 62 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, en heeft het in beslag genomen geldbedrag van € 20.010,- verbeurd verklaard. Tevens is een bedrag van € 300,- aan de verdachte teruggegeven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000446-20
Parketnummer: 10-114726-19
Datum uitspraak: 13 juli 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 27 januari 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboortedatum] 1992,
adres: [adres] (Frankrijk).
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 62 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Voorts is beslist op het inbeslaggenomen geldbedrag, zoals in het vonnis waarvan beroep omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 mei 2019, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- van (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van € 10.300,- en/of € 10.010,- en/of € 2.275,-, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van € 10.300,- en/of € 10.010,- en/of € 2.275,-, was en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van € 10.300,- en/of € 10.010,- en/of € 2.275,-, voorhanden heeft gehad en/of
- ( een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van € 10.300,- en/of € 10.010,- en/of € 2.275,- heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 62 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag heeft de advocaat-generaal gevorderd dat een bedrag van € 20.000,00 wordt verbeurdverklaard en een bedrag van € 310,00 aan de verdachte wordt teruggegeven.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks11 mei 2019, te Rotterdam,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- van
(een)voorwerp
(en
), te weten
(een)geldbedrag
(en
)van
€ 10.300,-€ 10.000,-en
/of€ 10.010,-
en/of € 2.275,-, de werkelijke aard, de herkomst,de vindplaats
, de vervreemding, de verplaatsingheeft verborgen en
/ofverhuld en
/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van € 10.300,- en/of € 10.010,- en/of € 2.275,-, was en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van € 10.300,- en/of € 10.010,- en/of € 2.275,-, voorhanden heeft gehad en/of
-
(een)voorwerp
(en
), te weten
(een)geldbedrag
(en
)van
€ 10.300,-€ 10.000,-en
/of€ 10.010,-
en/of € 2.275,- heeft verworven,voorhanden heeft gehad
en heeft overgedragen, terwijl hij
wist, althansredelijkerwijs had moeten vermoeden, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Onder verwijzing naar (1) een groot aantal bankafschriften, (2) twee, in het Frans gestelde, verklaringen van de moeder en de oma van verdachte en (3) diverse uitdraaien van internet van te koop aangeboden auto’s heeft de raadsman van de verdachte vrijspraak bepleit. Samengevat weergegeven heeft hij daartoe aangevoerd dat, naar uit de bankafschriften blijkt, het aangetroffen geld grotendeels afkomstig was van de oma van de verdachte (€ 10.000,-) en de moeder van de verdachte (€ 7.000,-) en voor het resterende deel (€ 4.500,-) van de verdachte zelf was. Het geld heeft daarmee aantoonbaar een legale herkomst, terwijl er gelet op de verklaringen en advertenties, ook een aannemelijke verklaring is voor het feit dat de verdachte zich met het geld in Rotterdam bevond. De verdachte had de geldbedragen immers voorhanden ten behoeve van de aanschaf van een tweedehands auto in Nederland of Duitsland. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte niet (de herkomst van) de geldbedragen heeft verborgen of verhuld.
Het hof verwerpt deze verweren en overweegt daartoe als volgt.
Het hof merkt allereerst op dat de verklaring die thans door de verdachte wordt gegeven omtrent de herkomst van het geld sterk afwijkt van de verklaring die hij in eerste instantie bij de politie heeft afgelegd, namelijk dat het onder hem aangetroffen bedrag voor de helft van hem was, voor ongeveer de andere helft van een vriend en slechts voor een klein deeltje van zijn familie. Daarnaast constateert het hof dat de overgelegde producties geen enkele verklaring bieden voor de herkomst van het volgens de verdachte zelf ingebrachte bedrag van € 4500,-. De enkele, verder niet onderbouwde of uitgewerkte stelling dat hij dit bedrag zou hebben gespaard, is daartoe onvoldoende, nu uit het dossier naar voren komt dat de verdachte verder geen inkomsten genoot.
Ten aanzien van de beweerdelijk door de moeder en de oma van de verdachte ingebrachte bedragen valt bij bestudering van de bankafschriften bovendien op dat deze, het verhaal van de verdachte en de schriftelijke verklaringen volgend, gedurende een periode van meerdere jaren zijn opgenomen in kleine bedragen en dat dit ook nog eens ruim vóór 11 mei 2019 is gebeurd. Dit betekent dat de moeder en de oma van de verdachte gedurende langere tijd grote contante geldbedragen thuis zouden hebben bewaard, terwijl het eerst relatief veilig op de bank stond. Een deugdelijke verklaring voor een deze, op het eerste gezicht niet erg logische gang van zaken is niet gegeven. Het hof merkt hierbij nog op dat uit de bankafschriften blijkt dat bij de opnames meerdere malen biljetten van € 500,- zijn verstrekt. Bij de in beslag genomen contanten is echter slechts één biljet van die grootte aangetroffen.
Met betrekking tot de overgelegde advertenties stelt het hof vervolgens nog vast dat deze voor het merendeel aanbiedingen op Marktplaats betreffen, die blijkens de daarop zichtbare dateringen eerst na 11 mei 2019 voor het eerst op deze (Nederlandse) site zijn geplaatst, terwijl de datum van de overgelegde advertenties van autodealers niet valt te controleren.
Gelet op dit alles is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden dat de geldbedragen van de rekeningen van de moeder en de oma van de verdachte zijn opgenomen ten behoeve van de aanschaf van een tweedehands auto door de verdachte.
Nu aldus een aannemelijke en voldoende verifieerbare verklaring omtrent de herkomst (en de bestemming) van het aangetroffen geld ontbreekt, is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dit redelijkerwijs had moeten vermoeden.
Aan de raadsman kan worden toegegeven dat het op zichzelf niet ongebruikelijk is om contant geld om veiligheidsredenen aan het zicht te onttrekken door dit in de kleding of onder een autostoel mee te voeren. Naar het oordeel van het hof is het echter niet gebruikelijk om een grote hoeveelheid geld als hier aan de orde in losse stapeltjes – dus onverpakt en niet gebundeld – op deze wijze van het ene land naar het andere te brengen. Gelet op de op deze omstandigheden is het hof dan ook van oordeel dat de verdachte het geld niet alleen voorhanden heeft gehad, maar ook de vindplaats daarvan heeft verborgen en verhuld als bedoeld in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van in totaal € 20.010,-. Door opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken en daaraan een schijnbaar legale herkomst te verschaffen wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast. Bovendien bevordert het handelen van verdachte het plegen van delicten, omdat zonder het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst aan criminele gelden, het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 juni 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 20.010,- is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu bewezenverklaarde met behulp hiervan is begaan.
Het hof zal daarom dit geldbedrag verbeurd verklaren. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Het hof zal de teruggave gelasten van in beslaggenomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 300,-.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24, 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
62 (tweeënzestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een
proeftijd van 2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van
voorarrestis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf
in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven
geldbedrag van € 20.010,-.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven
geldbedrag van € 300,-.
Dit arrest is gewezen door mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, J.A. van Dorp en mr. J.J.H.M. van Gennip, in bijzijn van de griffier mr. L.E.M. Marsman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 juli 2021.
mr. J.J.H.M. van Gennip is buiten staat dit arrest te ondertekenen.