[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Frankrijk) op [geboortedatum] 1992,
adres: [adres] (Frankrijk).
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 62 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Voorts is beslist op het inbeslaggenomen geldbedrag, zoals in het vonnis waarvan beroep omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 mei 2019, te Rotterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- van (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van € 10.300,- en/of € 10.010,- en/of € 2.275,-, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van € 10.300,- en/of € 10.010,- en/of € 2.275,-, was en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van € 10.300,- en/of € 10.010,- en/of € 2.275,-, voorhanden heeft gehad en/of
- ( een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van € 10.300,- en/of € 10.010,- en/of € 2.275,- heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 62 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Ten aanzien van het inbeslaggenomen geldbedrag heeft de advocaat-generaal gevorderd dat een bedrag van € 20.000,00 wordt verbeurdverklaard en een bedrag van € 310,00 aan de verdachte wordt teruggegeven.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks11 mei 2019, te Rotterdam,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- van
(een)voorwerp
(en
), te weten
(een)geldbedrag
(en
)van
€ 10.300,-€ 10.000,-en
/of€ 10.010,-
en/of € 2.275,-, de werkelijke aard, de herkomst,de vindplaats
, de vervreemding, de verplaatsingheeft verborgen en
/ofverhuld en
/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van € 10.300,- en/of € 10.010,- en/of € 2.275,-, was en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van € 10.300,- en/of € 10.010,- en/of € 2.275,-, voorhanden heeft gehad en/of
-
(een)voorwerp
(en
), te weten
(een)geldbedrag
(en
)van
€ 10.300,-€ 10.000,-en
/of€ 10.010,-
en/of € 2.275,- heeft verworven,voorhanden heeft gehad
en heeft overgedragen, terwijl hij
wist, althansredelijkerwijs had moeten vermoeden, dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Onder verwijzing naar (1) een groot aantal bankafschriften, (2) twee, in het Frans gestelde, verklaringen van de moeder en de oma van verdachte en (3) diverse uitdraaien van internet van te koop aangeboden auto’s heeft de raadsman van de verdachte vrijspraak bepleit. Samengevat weergegeven heeft hij daartoe aangevoerd dat, naar uit de bankafschriften blijkt, het aangetroffen geld grotendeels afkomstig was van de oma van de verdachte (€ 10.000,-) en de moeder van de verdachte (€ 7.000,-) en voor het resterende deel (€ 4.500,-) van de verdachte zelf was. Het geld heeft daarmee aantoonbaar een legale herkomst, terwijl er gelet op de verklaringen en advertenties, ook een aannemelijke verklaring is voor het feit dat de verdachte zich met het geld in Rotterdam bevond. De verdachte had de geldbedragen immers voorhanden ten behoeve van de aanschaf van een tweedehands auto in Nederland of Duitsland. Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte niet (de herkomst van) de geldbedragen heeft verborgen of verhuld.
Het hof verwerpt deze verweren en overweegt daartoe als volgt.
Het hof merkt allereerst op dat de verklaring die thans door de verdachte wordt gegeven omtrent de herkomst van het geld sterk afwijkt van de verklaring die hij in eerste instantie bij de politie heeft afgelegd, namelijk dat het onder hem aangetroffen bedrag voor de helft van hem was, voor ongeveer de andere helft van een vriend en slechts voor een klein deeltje van zijn familie. Daarnaast constateert het hof dat de overgelegde producties geen enkele verklaring bieden voor de herkomst van het volgens de verdachte zelf ingebrachte bedrag van € 4500,-. De enkele, verder niet onderbouwde of uitgewerkte stelling dat hij dit bedrag zou hebben gespaard, is daartoe onvoldoende, nu uit het dossier naar voren komt dat de verdachte verder geen inkomsten genoot.
Ten aanzien van de beweerdelijk door de moeder en de oma van de verdachte ingebrachte bedragen valt bij bestudering van de bankafschriften bovendien op dat deze, het verhaal van de verdachte en de schriftelijke verklaringen volgend, gedurende een periode van meerdere jaren zijn opgenomen in kleine bedragen en dat dit ook nog eens ruim vóór 11 mei 2019 is gebeurd. Dit betekent dat de moeder en de oma van de verdachte gedurende langere tijd grote contante geldbedragen thuis zouden hebben bewaard, terwijl het eerst relatief veilig op de bank stond. Een deugdelijke verklaring voor een deze, op het eerste gezicht niet erg logische gang van zaken is niet gegeven. Het hof merkt hierbij nog op dat uit de bankafschriften blijkt dat bij de opnames meerdere malen biljetten van € 500,- zijn verstrekt. Bij de in beslag genomen contanten is echter slechts één biljet van die grootte aangetroffen.
Met betrekking tot de overgelegde advertenties stelt het hof vervolgens nog vast dat deze voor het merendeel aanbiedingen op Marktplaats betreffen, die blijkens de daarop zichtbare dateringen eerst na 11 mei 2019 voor het eerst op deze (Nederlandse) site zijn geplaatst, terwijl de datum van de overgelegde advertenties van autodealers niet valt te controleren.
Gelet op dit alles is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden dat de geldbedragen van de rekeningen van de moeder en de oma van de verdachte zijn opgenomen ten behoeve van de aanschaf van een tweedehands auto door de verdachte.
Nu aldus een aannemelijke en voldoende verifieerbare verklaring omtrent de herkomst (en de bestemming) van het aangetroffen geld ontbreekt, is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dit redelijkerwijs had moeten vermoeden.
Aan de raadsman kan worden toegegeven dat het op zichzelf niet ongebruikelijk is om contant geld om veiligheidsredenen aan het zicht te onttrekken door dit in de kleding of onder een autostoel mee te voeren. Naar het oordeel van het hof is het echter niet gebruikelijk om een grote hoeveelheid geld als hier aan de orde in losse stapeltjes – dus onverpakt en niet gebundeld – op deze wijze van het ene land naar het andere te brengen. Gelet op de op deze omstandigheden is het hof dan ook van oordeel dat de verdachte het geld niet alleen voorhanden heeft gehad, maar ook de vindplaats daarvan heeft verborgen en verhuld als bedoeld in artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op: