ECLI:NL:GHDHA:2021:1279

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
8 juli 2021
Zaaknummer
2200199620
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verkrachting van een minderjarige met laag IQ

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 juli 2020. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, voor de verkrachting van een minderjarige, die op het moment van de feiten 15 jaar oud was en een laag IQ had. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 12 augustus 2017 in Leiden, waarbij de verdachte het slachtoffer door geweld en bedreiging heeft gedwongen tot seksuele handelingen. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om het vonnis te bevestigen niet gevolgd en heeft de verdachte alsnog schuldig bevonden aan het primair tenlastegelegde feit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van zijn overwicht op het slachtoffer, zowel qua leeftijd als qua fysieke kracht. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en moet een schadevergoeding van € 1.500,00 betalen aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof heeft ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen gelast en de verdachte is aansprakelijk gesteld voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, dat langdurige psychische schade kan ondervinden van dergelijke misdrijven.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001996-20
Parketnummer: 09-827650-17
Datum uitspraak: 6 juli 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 22 juli 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[adres]
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij en de in beslag genomen voorwerpen, een en ander als omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 12 augustus 2017 te Leiden [slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht op die [slachtoffer], te weten zijn leeftijdsoverwicht en/of zijn grotere/sterkere postuur en/of zijn geestelijke/verstandelijke overwicht en/of
- het vastpakken/vasthouden van die [slachtoffer] en/of
- het wegduwen van de hand(en) van die [slachtoffer] en/of
- het onverhoeds plaatsen/duwen
vanzijn handen onder de kleding van die [slachtoffer] en/of
- het onverhoeds steken van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer]
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten
- het steken van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het wrijven over de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het knijpen/betasten van een/de borst(en) en/of bil(len) van die [slachtoffer] en/of
- het plaatsen van haar hand (over zijn kleding) op zijn penis;
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2017 te Leiden, met [slachtoffer], geboren op 7 augustus 2002, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten
- het steken van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het wrijven over de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het knijpen/betasten van een/de borst(en) en/of bil(len) van die [slachtoffer] en/of
- het plaatsen van haar hand (over zijn kleding) op zijn penis;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2017 te Leiden, [slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht op die [slachtoffer], te weten zijn leeftijdsoverwicht en/of zijn grotere/sterkere postuur en/of zijn geestelijke/verstandelijke overwicht en/of
- het vastpakken/vasthouden van die [slachtoffer] en/of
- het wegduwen van de hand(en) van die [slachtoffer] en/of
- het onverhoeds plaatsen/duwen zijn handen onder de kleding van die [slachtoffer] en/of
- het onverhoeds steken van zijn vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten
- het plaatsen van zijn hand(en) onder/in de BH en/of onderbroek van die [slachtoffer] en/of
- het wrijven over de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het knijpen/betasten van een/de borst(en) en/of bil(len) van die [slachtoffer] en/of
- het plaatsen van haar hand (over zijn kleding) op zijn penis;
meest subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 augustus 2017 te Leiden met [slachtoffer], geboren op 7 augustus 2002, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit
- het plaatsen van zijn hand(en) onder/in de BH en/of onderbroek van die [slachtoffer] en/of
- het wrijven over de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het knijpen/betasten van een/de borst(en) en/of bil(len) van die [slachtoffer] en/of
- het plaatsen van haar hand (over zijn kleding) op zijn penis.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks12 augustus 2017 te Leiden [slachtoffer] door geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten
- het misbruik maken van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiende overwicht op die [slachtoffer], te weten zijn leeftijdsoverwicht en/of zijn grotere
/sterkerepostuur
en/of zijn geestelijke/verstandelijke overwichten
/of
- het vastpakken/vasthouden van die [slachtoffer] en
/of
- het wegduwen van de hand(en) van die [slachtoffer] en/of
- het onverhoeds plaatsen
/duwenvanzijn handen onder de kleding van die [slachtoffer] en
/of
- het onverhoeds steken van zijn vinger
(s)in de vagina van die [slachtoffer]
heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen die
bestonden uit ofmede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], te weten
- het steken van zijn vinger
(s)in de vagina van die [slachtoffer] en
/of
- het wrijven over de vagina van die [slachtoffer] en
/of
- het knijpen/betasten van
een/de borst
(en
)en
/ofbil
(len
)van die [slachtoffer] en
/of
- het plaatsen van haar hand
(over zijn kleding
)op zijn penis.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Met de rechtbank is het hof op grond van de gebezigde bewijsmiddelen van oordeel dat het de verdachte is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan de hem primair tenlastegelegde verkrachting, die heeft plaatsgevonden op 12 augustus 2017 in Leiden. Daarbij neemt het hof in aanmerking:
- de resultaten van het NFI-onderzoek betreffende het aan de binnenzijde van de onderbroek van het slachtoffer aangetroffen met verdachte in verband te brengen DNA,
- dat de verdachte gelet op de gebruikersgegevens in verband kan worden gebracht met het gebruik van telefoonnummer [telefoonnummer] en de gebruiker van dat telefoonnummer op 12 augustus 2017 in Whattsapp-contact met een vriendin van het slachtoffer, [vriendin], berichten heeft verstuurd waaruit diens betrokkenheid bij het bewezenverklaarde feit volgt,
- het slachtoffer de verdachte heeft herkend op een foto ten aanzien waarvan de verdachte zelf heeft verklaard dat hij de man op die foto is.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:

verkrachting.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van een net 15 jarig meisje dat, zo volgt uit een verklaring van haar moeder, een laag IQ heeft en functioneert op het niveau van - zo begrijpt het hof – een meisje van een jaar of zes oud. De verdachte heeft door zijn handelen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Hij heeft daarbij gebruik gemaakt van haar kwetsbare positie alsook van het overwicht dat hij uit hoofde van zijn leeftijd en postuur op het slachtoffer had.
De verdachte heeft slechts oog gehad voor bevrediging van zijn eigen behoeften en heeft niet stilgestaan bij de (ernstige) gevolgen die zijn daad zou kunnen hebben voor het minderjarige slachtoffer. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het is een feit van algemene bekendheid dat (minderjarige) slachtoffers van dit soort feiten vaak langdurige en ernstige psychische schade van gebeurtenissen als deze ondervinden. Dat geldt ook voor het slachtoffer in deze zaak, zoals blijkt uit het door een medewerker van de jeugdgezondheidszorg opgestelde rapport van 11 juni 2018 dat bij het verzoek tot schadevergoeding is gevoegd alsmede de ter terechtzitting in eerste aanleg afgelegde slachtofferverklaring.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 juni 2021.
Het hof neemt in aanmerking dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De termijn is gaan lopen op de datum waarop de verdachte in verzekering is gesteld, te weten 29 oktober 2017. Ongeveer twee jaren en negen maanden later is – op 22 juli 2020 - het vonnis in eerste aanleg gewezen. De berechting van de zaak in eerste aanleg is daarmee niet binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen afgerond met een eindvonnis, hetgeen in deze wel als uitgangspunt heeft te gelden. Het hof zal de geconstateerde overschrijding verdisconteren in de strafmaat, in die zin dat het hof in plaats van 18 maanden gevangenisstraf waarvan 8 maanden voorwaardelijk een gevangenisstraf van 16 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk aan de verdachte zal opleggen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat gelet op de ernst van het feit zoals hiervoor uiteengezet niet valt te ontkomen aan oplegging van onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van aanzienlijke duur. Mede gelet op alle overige in aanmerking te nemen omstandigheden is het hof van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte primair tenlastegelegde, tot een bedrag van € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag € 1.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 1.500,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Beslag
Het hof zal de teruggave aan [slachtoffer] gelasten van het in beslag genomen, nog niet teruggeven voorwerp, zoals vermeld op de beslaglijst onder 1 (onderbroek).
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, zoals vermeld op de beslaglijst onder 2 (Apple iPhone – wit).
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 63 en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
8 (acht) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan [slachtoffer] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, zoals vermeld op de beslaglijst onder 1 (onderbroek).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, zoals vermeld op de beslaglijst onder 2 (Apple Iphone – wit).

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 25 (vijfentwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 12 augustus 2017.
Dit arrest is gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels, mr. R.M. Bouritius en mr. W.M. Limborgh, in bijzijn van de griffier mr. F.A. Janse.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 6 juli 2021.