ECLI:NL:GHDHA:2021:1261

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 juli 2021
Publicatiedatum
7 juli 2021
Zaaknummer
2200332819
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing Hoge Raad en ontslag van rechtsvervolging na beroep op noodweer in doodslagzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 juli 2021 uitspraak gedaan na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden. De verdachte was eerder veroordeeld voor doodslag, maar het hof oordeelde dat het beroep op noodweer slaagde. De verdachte had op 5 mei 2016 in Dordrecht een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven beroofd met een vuurwapen. Tijdens de rechtszitting werd vastgesteld dat de verdachte zich verdedigde tegen een onmiddellijk dreigend gevaar, aangezien het slachtoffer met een automatisch vuurwapen op hem richtte. Het hof oordeelde dat de verdachte ter zake van de doodslag moest worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden voor het voorhanden hebben en overdragen van vuurwapens. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte voor de doodslag werd ontslagen van alle rechtsvervolging. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor vergelijkbare misdrijven. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003328-19
Parketnummer: 10-681113-16
Datum uitspraak: 7 juli 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

na terugwijzing door de Hoge Raad der Nederlanden gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 6 februari 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[Verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats],
verblijvende op het adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 27 oktober 2016 en 23 januari 2017 en - na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden - het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 23 juni 2021.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 impliciet primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 impliciet subsidiair en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 11 jaren met aftrek van voorarrest.
Voorts is een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, een en ander zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
De meervoudige strafkamer van dit gerechtshof heeft bij arrest van 7 mei 2018 het vonnis waarvan beroep vernietigd, de verdachte van het onder 1 impliciet primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 impliciet subsidiair en onder 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts is daarbij een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, eveneens met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel.
Tegen dit arrest is namens de verdachte beroep in cassatie ingesteld, welk beroep blijkens een nadien ter zake opgemaakte akte niet was gericht tegen de vrijspraak van de onder 1 impliciet primair tenlastegelegde moord.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 25 juni 2019 voormeld arrest vernietigd, maar uitsluitend voor wat betreft de beslissingen ter zake van de onder 1 impliciet subsidiair tenlastegelegde doodslag en de strafoplegging en de zaak naar dit gerechtshof teruggewezen teneinde de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen. Het cassatieberoep is voor het overige verworpen.
Omvang van het hoger beroep
Waar hierna wordt gesproken van "het vonnis" wordt daarmee bedoeld het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep en voor zover thans nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 5 mei 2016 te Dordrecht, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk met een vuurwapen één of meer kogel(s) in/op het lichaam van die [slachtoffer] afgevuurd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden zulks terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en ter zake van het bij arrest van dit hof d.d. 7 mei 2018 onder 2 bewezenverklaarde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks5 mei 2016 te Dordrecht, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte opzettelijk met een vuurwapen
één of meerkogel
(s
)in/op het lichaam van die [slachtoffer] afgevuurd, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden
, zulks terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

doodslag.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte uit noodweer heeft gehandeld en derhalve dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. De advocaat-generaal heeft zich eveneens op dat standpunt gesteld.
Het hof acht op grond van de processtukken en het onderzoek ter terechtzitting genoegzaam aannemelijk geworden dat er sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar voor een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte door het slachtoffer [slachtoffer], die, na zijn auto pal naast de auto van de verdachte tot stilstand te hebben gebracht, een automatisch vuurwapen pakte, uitstapte, achter zijn auto langs liep en vervolgens het vuurwapen op de verdachte, die zich inmiddels buiten zijn auto bevond, richtte.
Naar het oordeel van het hof bestond voor de verdachte de noodzaak zich tegen vorenbedoeld gevaar te verdedigen en was de wijze waarop hij dat heeft gedaan - gegeven de ernst van dat gevaar en gegeven het feit dat voor hem geen reële en redelijke mogelijkheid bestond om zich aan de situatie te onttrekken – ook door die noodzakelijke verdediging geboden.
Het hof is dan ook met de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat het beroep op noodweer slaagt.
Het onder 1 bewezenverklaarde is derhalve niet strafbaar, zodat de verdachte ter zake daarvan moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Strafmotivering
Bij eerdergenoemd arrest van het hof d.d. 7 mei 2018 is onder 2 bewezenverklaard dat de verdachte – kort gezegd -op 5 mei 2016 een vuurwapen dat geschikt is om automatisch te vuren en twee pistolen voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen.
Gelet op de terugwijzingsopdracht van de Hoge Raad, dient voor die bewezenverklaarde feiten thans nog een straf te worden opgelegd.
Het hof heeft de ter zake op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van die feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte was in het bezit van twee pistolen en had zich, na [slachtoffer] met één van die pistolen te hebben neergeschoten, tevens het automatisch vuurwapen van [slachtoffer] toegeëigend. Hij heeft deze drie vuurwapens aan zijn broer [broer van de verdachte] overgedragen alvorens zich bij de politie te melden.
Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens rechtvaardigt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, temeer nu de ervaring leert dat dergelijke wapens meer en meer worden ingezet bij het plegen van – veelal ernstige – strafbare feiten, waaronder geweldsdelicten. Het ongecontroleerde bezit en gebruik van vuurwapens draagt bovendien in belangrijke mate bij aan in de maatschappij levende gevoelens van angst en onveiligheid.
Anders dan de advocaat-generaal, ziet het hof, nu de verdachte ten aanzien van de hiervoor onder 1 bewezenverklaarde doodslag een gerechtvaardigd beroep op noodweer toekomt, geen aanleiding om in dezen af te wijken van de oriëntatiepunten van het LOVS.
Het hof houdt bij de strafoplegging wel rekening met het gegeven dat de verdachte blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 juni 2021 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder misdrijven als voorzien in artikel 26 van de Wet wapens en munitie.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde tot een bedrag van € 10.258,70, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering integraal gehandhaafd.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde, zoals hiervoor bewezenverklaard, wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, dient de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Gelet op het voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte in verband met de verdediging tegen de vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof evenwel begroot op nihil.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 – bij inleidende dagvaarding: impliciet subsidiair - tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte ter zake meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het
onder 1bewezenverklaarde niet strafbaar en
ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Veroordeelt de verdachte ter zake van het bij arrest van dit hof d.d. 7 mei 2018
onder 2bewezenverklaarde tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op.
Verklaart
de benadeelde partij [benadeelde partij]in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte kosten, begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A.J.M. van Dijk, mr. W.J. van Boven en mr. M.J. de Haan-Boerdijk, in bijzijn van de griffier mr. L.I. Appels.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 juli 2021.