Grieven van de vrouw
15. Gezien de onderlinge samenhang van de grieven van de vrouw bespreekt het hof de grieven zoveel mogelijk gezamenlijk.
16. De vrouw heeft in haar toelichting op haar grieven onder meer gesteld dat partijen hebben geprobeerd om een deskundige te vinden voor het berekenen van de pensioenaanspraken van de vrouw maar dat dit niet is gelukt. Volgens de vrouw was de rechtbank ervan op de hoogte dat partijen wel inspanningen hebben verricht maar niet tot overeenstemming hebben kunnen komen. In de visie van de vrouw werpt de man barrières op. Er dient bij de berekening van de rechten van de vrouw rekening te worden gehouden met de richtlijnen die de Hoge Raad heeft gegeven in zijn beslissing van 14 april 2017 alsmede met hetgeen dit hof heeft beslist in zijn beslissing van 29 november 2017. Het staat inmiddels wel vast dat partijen niet aan de beschikking van 18 november 2016 kunnen voldoen om gezamenlijk inzake de pensioenverevening een deskundige aanwijzen. Nu partijen niet tot overeenstemming hebben kunnen komen had de rechtbank in de visie van de vrouw een deskundige moeten benoemen.
17. Door de man is verweer gevoerd. Door de man wordt aangevoerd dat de vrouw in eerste aanleg niet verzocht heeft om een deskundige te benoemen. In zijn visie behoort het tot het domein van de rechter of de rechter al dan niet een deskundige benoemd. Door de man wordt in randnummer 29 van zijn memorie van antwoord tevens voorwaardelijk incidenteel appel gesteld dat tussen partijen geen overeenstemming is bereikt over de aanspraken van de vrouw. De door de man ingeschakelde deskundige heeft meerdere berekeningen gemaakt voor de aanspraken van de vrouw variërend tussen € 448.376,- en € 99.880, -. Ook de vrouw heeft een pensioendeskundige geraadpleegd te weten de heer [naam derde] , op basis van hetzelfde feitencomplex heeft hij geheel andere berekeningen gemaakt. In randnummer 33 van zijn memorie van antwoord tevens voorwaardelijk incidenteel appel stelt de man dat [NAAM 1] B.V. niet een bedrag van € 448.376, - kan afstorten, de bedrijfsvoering laat die afstorting niet toe.
18. Het hof overweegt als volgt. Het hoger beroep dient niet alleen tot het bestrijden van het oordeel van de rechter in eerste aanleg, maar geeft ook de mogelijkheid tot verbetering en aanvulling van hetgeen een partij in eerst aanleg heeft gedaan of nagelaten. Degene die in hoger beroep gaat mag zijn eis wijzigen.
19. De vrouw heeft haar eis gewijzigd. Het hof verwijst in deze naar rechtsoverweging 7 en 8.
20. Naar het oordeel van oordeel van het hof zijn partijen onderling niet in staat om uitvoering te geven aan de beschikking van de rechtbank van 18 november 2016. De rechtbank geeft in haar dictum geen instructie hoe gehandeld dient te worden indien partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over de te benoemen deskundige. Het hof stelt vast dat er tussen partijen een volledige impasse bestaat met betrekking tot de pensioenverevening. Naar het oordeel van het hof treft de grief van de vrouw dus doel.
21. Het hof komt dus toe aan het voorwaardelijke incidentele appel van de man. De man heeft eveneens een nieuwe eis geformuleerd. Het hof verwijst naar rechtsoverweging 10. Zoals uit de memorie van antwoord in het voorwaardelijk incidenteel appel blijkt kan de vrouw zich verenigen met de vordering van de man om een pensioenadviseur als ook een accountant als deskundigen te benoemen. Nu partijen daar overeenstemming over hebben zal het hof overeenkomstig beslissen. Om een verdere impasse te voorkomen zullen de deskundigen werken onder regie van het hof. Partijen hebben ter zitting op voorhand ingestemd met de door het hof te benoemen deskundigen en de door het hof te formuleren vragen zijn besproken.
22. Het hof zal een tweetal deskundigen benoemen die aan het hof dienen te rapporteren. De deskundigen dienen te handelen binnen de door de Hoge Raad gestelde voorwaarden in zijn uitspraak van 14 april 2017. De accountant-deskundige dient te beoordelen of en zo ja, tot welk maximum [NAAM 1] B.V. bedrijfseconomisch in staat is om de pensioenrechten van de vrouw af te storten. Bij de beoordeling dient het vennootschappelijk belang van de B.V. in acht te worden genomen. Onder het vennootschappelijk belang verstaat het hof onder meer dat de belangen van crediteuren en van werknemers zijn gewaarborgd en dat de onderneming kan blijven investeren om de continuïteit te waarborgen.
23. De pensioendeskundige dient de navolgende vraag te beantwoorden:
1. Welke commerciële waarde (dat wil zeggen welk bedrag zou gemoeid zijn met integrale afstorting) vertegenwoordigt per 1 juli 2021, berekend over de periode 1 juni 2007 tot en met 20 april 2017, de pensioenaanspraak van de vrouw uit hoofde van de aan haar toekomende pensioenrechten op basis van (1) de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVP) in combinatie met (2) de door partijen gesloten huwelijkse voorwaarden de dato 11 januari 2008.
24. De accountant deskundige zo nodig in samenwerking met de pensioendeskundige dient de navolgende vragen te beantwoorden:
Welk deel van de te berekenen commerciële waarde (te weten het bedrag dat gemoeid zou zijn met integrale afstorting) van de pensioenaanspraak van de vrouw kan maximaal (en moet derhalve) door [NAAM 1] B.V. worden gestort (zie huwelijkse voorwaarden) bij een door de vrouw aan te wijzen professionele verzekeringsmaatschappij, zoals bepaald in de huwelijkse voorwaarden, rekening houdend (op basis van de in deze toepasselijke arresten van de Hoge Raad)
met :
Het uitgangspunt van de WVP dat echtgenoten in gelijke mate aanspraak kunnen maken op het pensioen dat gedurende de deelnemingsjaren (1 juni 2007 tot en met 20 april 2017) is opgebouwd; zijnde het uitgangspunt dat een eventueel te constateren tekort vanwege het ontbreken van het in [NAAM 1] B.V. feitelijk beschikbare kapitaal, nodig om de pensioenaanspraken te financieren, door beide echtgenoten in dit geval voor de helft wordt gedragen.
Het feit dat de voor bedoelde afstorting beschikbare (of redelijkerwijs beschikbaar te maken) liquide middelen van [NAAM 1] B.V. in die zin gemaximeerd zullen zijn dat de continuïteit of de bedrijfsvoering van de B.V. door de afstorting niet in gevaar wordt gebracht.
25. In het kader van het deskundigenonderzoek dient de man aan de accountant-deskundige al die financiële informatie te verstrekken die de accountant-deskundige nodig heeft voor zijn onderzoek.
26. Het hof heeft beide partijen erop gewezen dat de kosten van een deskundigenonderzoek aanzienlijk zijn en dat deze door partijen gezamenlijk dienen te worden gedragen, ieder voor de helft. Partijen hebben er tijdens het pleidooi mee ingestemd dat de deskundigen per maand hun declaratie betaald krijgen.