ECLI:NL:GHDHA:2021:1138

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2021
Publicatiedatum
25 juni 2021
Zaaknummer
200.277.854/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie van Mozambikaanse minderjarigen en toepassing van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een adoptieverzoek van de wensmoeder voor twee minderjarige kinderen uit Mozambique. De wensmoeder had in eerste aanleg een verzoek tot adoptie ingediend, maar dit was afgewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de wensmoeder de kinderen sinds hun geboorte heeft verzorgd en opgevoed, en dat zij hen in Mozambique heeft opgenomen in haar gezin. De wensmoeder heeft in hoger beroep aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat niet voldaan was aan de voorwaarden voor interlandelijke adoptie. Het hof heeft artikel 14 lid 1 van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) toegepast, wat inhoudt dat de bepalingen van de Wobka buiten toepassing blijven indien het buitenlandse kind door de aspirant-adoptiefouder gedurende ten minste een jaar is verzorgd en opgevoed in het buitenland. Het hof heeft geoordeeld dat de wensmoeder aan deze voorwaarden voldeed en dat de adoptie in het belang van de kinderen was. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de adoptie van de kinderen door de wensmoeder uitgesproken. Tevens zijn de geboortegegevens en namen van de kinderen vastgesteld en gewijzigd, zodat zij de geslachtsnaam van de wensmoeder zullen dragen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.277.854/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 19-3393
zaaknummer rechtbank : C/09/573076
beschikking van de meervoudige kamer van 24 maart 2021
inzake
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de wensmoeder,
advocaat mr. E.P.J. Appelman te Alkmaar.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag,
hierna: de ambtenaar van de burgerlijke stand,
zetelend te Den Haag.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming, regio Haaglanden,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Den Haag van 1 april 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De wensmoeder is op 4 mei 2020 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft op 10 september 2020 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
 een journaalbericht van de zijde van de wensmoeder van 15 juni 2020 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum;
 een journaalbericht van de zijde van de wensmoeder van 10 augustus 2020 met bijlagen, ingekomen op 12 augustus 2020;
 een brief van de raad van 14 december 2020, ingekomen op 15 december 2020
;
 een formulier kindgesprek van de hierna te noemen minderjarige [minderjarige 1] van onbekende datum, ingekomen op 8 januari 2021;
 een formulier kindgesprek van de hierna te noemen minderjarige [minderjarige 2] van onbekende datum, ingekomen op 8 januari 2021;
 een journaalbericht van de zijde van de wensmoeder van 8 januari 2021 met bijlagen, ingekomen op diezelfde datum.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 13 januari 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
 de wensmoeder, bijgestaan door haar advocaat;
 de hierna te noemen minderjarige [minderjarige 1] ;
 de hierna te noemen minderjarige [minderjarige 2] .
De raad is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
2.5
Na de mondelinge behandeling is op 19 februari 2021, op verzoek van het hof, ingekomen een journaalbericht van de zijde van de wensmoeder van diezelfde datum met als bijlagen (originele) stukken die in eerste aanleg aan de rechtbank waren overgelegd.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen, met correctie van een enkele verschrijving als hierna aangegeven. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
De wensmoeder is geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats] . Zij heeft de Nederlandse nationaliteit.
3.3
Blijkens de basisregistratie personen heeft de wensmoeder van 10 januari 1996 tot 21 september 2016 in Mozambique gewoond. Sinds 21 september 2016 is zij in Nederland woonachtig.
3.4
De minderjarige [naam minderjarige 1] (hierna te noemen: [minderjarige 1] ) is, blijkens de overgelegde gelegaliseerde geboorteakte van de ambtenaar van de burgerlijke stand van [stad] , Mozambique, op [geboortedatum] 2004 in [geboorteplaats] , Mozambique, met die namen geboren als kind van [naam van de moeder van minderjarige 1] (hierna te noemen: de moeder van [minderjarige 1] ). Op een overgelegde Engelse vertaling van een uittreksel uit een register van geboorten wordt hij [naam 1] genoemd.
3.5
De moeder van [minderjarige 1] , in de gelegaliseerde overlijdensakte [naam van de moeder van minderjarige 1] genoemd, is op [overlijdensdatum] 2009 overleden.
3.6
Het bestaan of de woon- of verblijfplaats van de vader van [minderjarige 1] is volgens de wensmoeder onbekend.
3.7
Na het overlijden van de moeder van [minderjarige 1] is [minderjarige 1] toevertrouwd aan de zorg van de wensmoeder.
3.8
Bij beschikking van 2 oktober 2018 van het Judicial Court of [stad] District, Mozambique, is de wensmoeder belast met de voogdij over [minderjarige 1] .
3.9
[minderjarige 1] had een visum voor verblijf in Nederland tot 28 december 2019 (een toeristenvisum). Thans verblijft hij nog bij de wensmoeder in Nederland.
3.1
[minderjarige 1] is met een Burgerservicenummer opgenomen in het Register niet-ingezetenen. Zijn voornamen luiden in de basisregistratie: [voornamen minderjarige 1] .
3.11
De minderjarige [naam minderjarige 2] (hierna te noemen: [minderjarige 2] ) is, blijkens de overgelegde gelegaliseerde geboorteakte van de ambtenaar van de burgerlijke stand van [stad] , Mozambique, op [geboortedatum] 2007 in [geboorteplaats] , Mozambique, met die namen geboren als kind van [naam van de vader van minderjarige 2] (hierna te noemen: de vader van [minderjarige 2] ) en [naam van de moeder van minderjarige 2] (hierna te noemen: de moeder van [minderjarige 2] ). Op een overgelegde Engelse vertaling van een uittreksel uit een register van geboorten wordt hij [naam 2] genoemd, en zijn ouders [naam van de vader van minderjarige 2] en [naam van de moeder van minderjarige 2] .
3.12
De moeder van [minderjarige 2] is op [overlijdensdatum] 2007 overleden. Zij wordt in de gelegaliseerde overlijdensakte [naam van de moeder van minderjarige 2] genoemd.
3.13
[minderjarige 2] is na het overlijden van zijn moeder toevertrouwd aan de zorg van de wensmoeder.
3.14
De vader van [minderjarige 2] is op [overlijdensdatum] 2008 overleden. Volgens de overlijdensakte is hij genaamd: [naam van de vader van minderjarige 2]
3.15
Bij beschikking van 2 oktober 2018 van het Judicial Court of [stad] District, Mozambique, is de wensmoeder belast met de voogdij over [minderjarige 2] .
3.16
[minderjarige 2] had een visum voor verblijf in Nederland tot 28 december 2019 (een toeristenvisum). Thans verblijft hij nog bij de wensmoeder in Nederland.
3.17
[minderjarige 2] is met een Burgerservicenummer opgenomen in het Register niet-ingezetenen.
Zijn voornamen luiden in de basisregistratie: [voornamen minderjarige 2] .
3.18
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna tezamen te noemen: de kinderen) hebben de Mozambikaanse nationaliteit.
3.19
Bij beschikking van 12 november 2003 van de rechtbank Den Haag is de adoptie door de wensmoeder van [naam kind] (hierna te noemen: [kind] ), geboren op [geboortedatum] 1999 te [stad] , Mozambique, uitgesproken.

4.De omvang van het geschil

4.1
Het verzoek van de wensmoeder tot adoptie van de kinderen en vaststelling van hun geslachtsnaam, zodat de namen van de kinderen zullen luiden: [verzochte naam minderjarige 1] en [verzochte naam minderjarige 2] , is bij de bestreden beschikking afgewezen.
4.2
De wensmoeder is het niet eens met deze beslissing. Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw recht doende, het verzoek tot adoptie door de wensmoeder van de kinderen alsmede de vaststelling van hun geslachtsnaam, zodat de namen van de kinderen zullen luiden: [verzochte naam minderjarige 1] en [verzochte naam minderjarige 2] , alsnog toe te wijzen. Naar het hof begrijpt, verzoekt de moeder in hoger beroep tevens, voor zover vereist, wijziging van de voornamen van [minderjarige 1] , zodat deze zullen luiden [verzochte voornamen minderjarige 1] en wijziging van de voornamen van [minderjarige 2] , zodat deze zullen luiden [verzochte voornamen minderjarige 2] .
4.3
De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft geen inhoudelijk verweer op het hoger beroep van de wensmoeder gevoerd.

5.De motivering van de beslissing

Rechtsmacht en toepasselijk recht
5.1
Om te beginnen stelt het hof vast dat, nu de wensmoeder haar gewone verblijfplaats in Nederland heeft en gelet op het bepaalde in artikel 3 sub a van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering (hierna: Rv), de Nederlandse rechter met betrekking tot het onderhavige verzoek rechtsmacht toekomt.
5.2
Het hof stelt voorts vast dat het Haags Adoptieverdrag 1993 in onderhavige procedure niet van toepassing is. Dit verdrag is immers slechts dan van toepassing indien de staat van herkomst én de staat van opvang beide partij zijn bij dit verdrag. Hoewel Nederland wel partij is bij dit verdrag, is Mozambique geen partij bij dit verdrag.
5.3
Het voorgaande brengt met zich dat in de onderhavige procedure Afdeling 3 van Titel 6 van Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (hierna: Wobka) van toepassing zijn. Op grond van artikel 10:105 BW is Nederlands recht op het onderhavige verzoek tot adoptie van toepassing, met dien verstande dat op de toestemming van de ouders van de kinderen het Mozambikaans recht van toepassing is.
Adoptie
Standpunten
5.4
De wensmoeder voert in haar hoger beroepschrift – zoals aangevuld ter zitting – kort weergegeven aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet is voldaan aan de voorwaarden die gelden voor interlandelijke adoptie. Dat zij niet over de in artikel 2 Wobka bedoelde beginseltoestemming beschikt, maakt dat volgens haar niet anders. Volgens de wensmoeder is namelijk sprake van een uitzonderingssituatie als bedoeld in artikel 14 Wobka. De wensmoeder stelt hiertoe dat zij de kinderen feitelijk sinds mei 2000 (het hof begrijpt: mei 2009) resp. december 2007 en officieel sinds 9 juli 2014 (het hof begrijpt: 5 maart 2014) respectievelijk 13 januari 2010 verzorgt en opvoedt. Zij woonden dus al jarenlang – met [kind] – in gezinsverband samen in Mozambique. Als gevolg van een traumatische gebeurtenis in 2014, een toegenomen zorgbehoefte van de moeder van de wensmoeder en de wens van [kind] om in Nederland te wonen, is de wensmoeder, met de intentie alhier een bestaan met de kinderen op te bouwen, op 21 september 2016 naar Nederland teruggekeerd. De kinderen bleven in Mozambique. Teneinde (te proberen) de adoptie van en daarna de voogdij over de kinderen tot stand te brengen en zoveel mogelijk bij de kinderen te kunnen zijn, is de wensmoeder nadien meerdere malen voor een tijdelijk verblijf naar Mozambique afgereisd. Hoewel de adoptie van de kinderen in Mozambique volgens de wensmoeder door corruptieschandalen aldaar niet tot stand is gekomen, is de wensmoeder per 3 oktober 2018 wel met het voogdij over de kinderen belast. Mede hierdoor hebben de kinderen zich vervolgens uiteindelijk begin 2019 bij haar en [kind] in Nederland kunnen voegen. De wensmoeder meent dan ook dat sprake is van een voortgezette gezinssituatie in Nederland als bedoeld in artikel 14 Wobka, zodat, mede gelet op het voorgaande, is voldaan aan de in dat artikel gestelde voorwaarden om de adoptie tot stand te laten komen.
Voor zover het hof van oordeel is dat geen sprake is van een uitzonderingssituatie als bedoeld in artikel 14 Wobka, stelt de wensmoeder dat het belang van de kinderen vergt dat alsnog aan het vereiste van het beschikken over de beginseltoestemming voorbij wordt gegaan. De wensmoeder voert daartoe aanvullend aan dat de kinderen, gelet op hun belaste verleden en persoonlijke problematiek, een grote behoefte aan (een gevoel van) veiligheid en zekerheid hebben. De wensmoeder, [kind] en de kinderen vormen mede daarom al lange tijd een hecht gezin. De adoptie van de kinderen zal de gezinsband formaliseren en ervoor zorgen dat die hechte gezinsband kan worden voortgezet en de kinderen zijn verzekerd van de bescherming en de zorg die zij nodig hebben voor hun welzijn. De wensmoeder acht de adoptie van de kinderen dan ook in hun belang noodzakelijk.
5.5
De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft geen verweer gevoerd op het verzoek van de wensmoeder om de adoptie naar Nederlands recht uit te spreken.
Oordeel hof
5.6
Het hof stelt het volgende voorop. Ingevolge artikel 14 lid 1 Wobka blijven de bepalingen van de Wobka buiten toepassing indien het buitenlandse adoptiefkind, na opneming door de aspirant-adoptiefouder in een periode waarin deze haar gewone verblijfplaats in het buitenland heeft, door haar gedurende ten minste één jaar aldaar is verzorgd en opgevoed en de verzorging en opvoeding van dat adoptiefkind na binnenkomst in Nederland door haar zal worden voortgezet.
5.7
Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof gebleken dat de wensmoeder gedurende ruim twintig jaar (van 10 januari 1996 tot 21 september 2016) in Mozambique heeft gewoond. Sinds 21 september 2016 woont zij weer in Nederland. Blijkens de bewijzen van huisinschrijving ten aanzien van de kinderen en de verklaringen van de Mozambikaanse autoriteiten te dien aanzien, verblijven de kinderen in elk geval sinds 13 januari 2010 ( [minderjarige 2] ) respectievelijk 5 maart 2014 ( [minderjarige 1] ) in het gezin van de wensmoeder en worden zij sindsdien door haar verzorgd en opgevoed. Het hof stelt dan ook vast dat de wensmoeder [minderjarige 2] gedurende in elk geval ruim zes jaar (van 13 januari 2010 tot 21 september 2016) en [minderjarige 1] gedurende in elk geval ruim twee jaar (van 5 maart 2014 tot 21 september 2016) in Mozambique heeft verzorgd en opgevoed.
5.8
Het hof is uit de verklaringen van de wensmoeder ter zitting verder gebleken dat de wensmoeder, ondanks haar terugkeer naar Nederland op 21 september 2016, altijd de intentie heeft gehad om het gezinsverband met de kinderen en [kind] voort te zetten. Door onder meer een op haar gepleegde overval is zij genoodzaakt geweest omwille van haar veiligheid en die van de kinderen te zoeken naar mogelijkheden om het gezinsverband met de kinderen elders voort te zetten. Gebleken is dat de wensmoeder daartoe in 2015 in Mozambique een adoptieprocedure is gestart. Een uitspraak op het verzoek om adoptie van de kinderen in Mozambique is echter om voor de moeder onduidelijke redenen steeds uitgebleven. Wel is de wensmoeder, bij beschikking van 2 oktober 2018 van het Judicial Court of [stad] District, Mozambique, op haar verzoek met het voogdij over de kinderen belast. Uit de visa van de kinderen blijkt dat zij zich vervolgens uiteindelijk op 14 februari 2019 bij de wensmoeder in Nederland hebben kunnen voegen. Sinds die datum verblijven zij ononderbroken bij de wensmoeder in Nederland.
5.9
Hoewel de moeder reeds in september 2016 en de kinderen pas in februari 2019 (definitief) naar Nederland zijn gekomen, is het hof voldoende duidelijk geworden dat de gezinsband tussen de wensmoeder en de kinderen nooit verbroken is geweest. De wensmoeder heeft deze immers onderhouden door in de tussenliggende periode zoveel mogelijk bij de kinderen in Mozambique te verblijven en hen alhier steeds voor de toegestane periode te laten verblijven. Ook in de perioden dat de wensmoeder en de kinderen niet feitelijk bij elkaar konden zijn, werden de kinderen wel in opdracht en onder toezicht van de wensmoeder verzorgd en opgevoed. Het is verder duidelijk dat de verzorging en opvoeding van de kinderen na binnenkomst in Nederland op 14 februari 2019 door haar zou worden voortgezet.
5.1
Gelet op het voorgaande is in de gegeven omstandigheden – anders dan de rechtbank heeft geoordeeld – sprake van een situatie als bedoeld in artikel 14 Wobka. Dat brengt mee dat de (overige) bepalingen van de Wobka buiten toepassing blijven. Derhalve hoeft de wensmoeder niet over de in artikel 2 Wobka bedoelde voorafgaande beginseltoestemming van de Minister van Justitie voor het ter adoptie opnemen van een buitenlands adoptiefkind te beschikken.
5.11
Nu de (overige) bepalingen van de Wobka niet van toepassing zijn, dient het hof vervolgens te beoordelen of is voldaan aan de gronden en voorwaarden voor adoptie, bedoeld in de artikelen 1:227 en 1:228 BW.
5.12
Ingevolge artikel 1:227 BW geschiedt adoptie door een uitspraak van de rechtbank op verzoek van twee personen tezamen of op verzoek van één persoon alleen. Het verzoek kan alleen worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang van het adoptiefkind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het adoptiefkind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.
5.13
Ingevolge artikel 1:228 BW zijn, voor zover hier van belang, de voorwaarden voor adoptie:
a. dat het adoptiefkind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is en, kort gezegd, niet van bezwaar doet blijken tegen het verzoek;
b. dat het adoptiefkind niet is een kleinkind van een adoptant;
c. dat de adoptant ten minste achttien jaren ouder dan het adoptiefkind is;
d. dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
e. dat de minderjarige moeder van het adoptiefkind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;
f. dat de adoptant het adoptiefkind gedurende ten minste een jaar heeft verzorgd en opgevoed;
g. dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het adoptiefkind hebben.
5.14
Het hof overweegt als volgt. De wensmoeder heeft haar inleidend verzoek tot adoptie van de kinderen voor het eerst op 1 mei 2019 ingediend. Op dat moment waren de kinderen 14 respectievelijk 11 jaar oud en dus minderjarig. De wensmoeder was destijds 57 jaar oud. Hiermee was zij 43 respectievelijk 46 jaar ouder dan de kinderen en daarmee tenminste achttien jaar ouder dan hen. De kinderen worden daarnaast officieel sinds 13 januari 2010 ( [minderjarige 2] ) respectievelijk 5 maart 2014 ( [minderjarige 1] ) en dus tenminste één jaar door de wensmoeder verzorgd en opgevoed.
5.15
Het hof is verder gebleken dat de biologische ouders van [minderjarige 2] en de biologische moeder van [minderjarige 1] zijn overleden. Het bestaan van de biologische vader van [minderjarige 1] is onbekend. Blijkens de bewijzen van huisinschrijving ten aanzien van de kinderen en de verklaringen van de Mozambikaanse autoriteiten te dien aanzien, zijn de kinderen al jarenlang aan de verzorging en opvoeding door de wensmoeder toevertrouwd. Zij is ook met het voogdij over hen belast. De wensmoeder heeft in haar brief van 14 mei 2019 aan de rechtbank uiteengezet dat er slechts één familielid van een van de kinderen bekend is, een oom van [minderjarige 2] , doch dat zijn huidige adres- en verblijfsgegevens onbekend en, als gevolg van de burgeroorlog die in Mozambique heeft gewoed, niet te achterhalen zijn. Voor het hof staat hiermee genoegzaam vast dat de biologische ouders van de kinderen niet of niet langer het gezag over de kinderen hebben en geen van de biologische ouders het verzoek van de wensmoeder tot adoptie van de kinderen tegenspreekt. Ook staat hiermee genoegzaam vast dat de kinderen nu en in de toekomst niets meer van hun biologische ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten hebben.
5.16
Zoals hiervoor overwogen, zijn de biologische ouders van [minderjarige 2] en de biologische moeder van [minderjarige 1] overleden en is het bestaan van de biologische vader van [minderjarige 1] onbekend. Het overlijden van hun biologische vader en/of moeder is voor de kinderen een traumatische gebeurtenis geweest. De kinderen hebben mede hierdoor meer dan gebruikelijk behoefte aan zekerheid en veiligheid geboden door een ouderfiguur. De wensmoeder heeft de kinderen deze zekerheid en veiligheid kunnen bieden door hen kort na hun geboorte op te nemen in haar gezin. Daarnaast heeft zij ervoor gezorgd dat de kinderen zich – aansluitend bij hun behoeften – kunnen ontwikkelen. Zo heeft zij ervoor gezorgd dat de kinderen (speciaal) onderwijs volgen en zij de Nederlandse taal en cultuur leren. Voor het hof staat hiermee vast dat de wensmoeder sinds zeer jonge leeftijd van de kinderen in alle opzichten de moederrol voor hen heeft vervuld en nog steeds vervult. Hetgeen de wensmoeder en de kinderen onder andere daarover, met de bijbehorende emoties, ter zitting naar voren hebben gebracht, bevestigt dit. Het hof neemt verder in aanmerking dat de voortdurende onzekerheid over de status van de kinderen zorgt voor veel onrust en onzekerheid bij de kinderen, terwijl zij juist zijn gebaat bij zekerheid en stabiliteit. De adoptie van de kinderen zal hun de nodige zekerheid en stabiliteit bieden, ervoor zorgen dat zij zich kunnen blijven ontwikkelen en dat zij de hechte gezinsband kunnen behouden. Naar het oordeel van het hof is de adoptie dan ook in het kennelijk belang van de kinderen. Zowel [minderjarige 1] als [minderjarige 2] heeft ter zitting verklaard het verzoek van de wensmoeder te ondersteunen.
5.17
Samengevat stelt het hof vast dat is voldaan aan de vereisten van artikel 1:227 lid 3 BW en artikel 1:228 lid 1 BW en derhalve is voldaan aan de voorwaarden die gelden voor adoptie van de kinderen. Dit leidt ertoe dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en opnieuw recht doende de adoptie van de kinderen door de wensmoeder alsnog zal uitspreken.
Geboortegegevens en namen
Standpunten
5.18
De wensmoeder heeft verzocht om de voornamen van [minderjarige 1] te wijzigen. In eerste aanleg heeft zij daartoe namelijk na haar inleidend verzoek, bij haar brief van 11 september 2019, aan de rechtbank een nader, aanvullend verzoek gedaan. De wensmoeder heeft verzocht te bepalen dat de voornamen van [minderjarige 1] als volgt zullen komen te luiden: ‘ [verzochte voornamen minderjarige 1] ’. De wensmoeder meent dat de namen van de kinderen na adoptie daarmee als volgt moeten komen te luiden:
 [minderjarige 1] : ‘ [verzochte voornamen minderjarige 1] ’.
 [minderjarige 2] : ‘ [verzochte voornamen minderjarige 2] ’.
De wensmoeder wenst dat de kinderen na adoptie de achternaam ‘ [geslachtsnaam] ’ dragen.
5.19
De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft voor wat betreft de eventueel ambtshalve door het hof af te geven last tot inschrijving van de geboorteakten van de kinderen ingevolge artikel 1:25 lid 5 BW dan wel de vaststelling van de geboortegegevens op grond van artikel 1:25c lid 3 BW, – kort weergegeven – het volgende aangevoerd. Gelet op de discrepanties in de schrijfwijze van de namen van de kinderen en de onduidelijkheden in de in eerste aanleg door de wensmoeder overgelegde stukken, meent de ambtenaar van de burgerlijke stand dat de geboorteakten van de kinderen niet voor inschrijving daarvan in de registers van de burgerlijke stand in aanmerking komen. Wel kan de ambtenaar van de burgerlijke stand, op grond van artikel 1:25c lid 3 BW, de geboortegegevens van de kinderen vaststellen. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft voorts bevestigd de eventueel vast te stellen voornaamswijziging van [minderjarige 1] in de registers van de burgerlijke stand op te kunnen nemen.
Oordeel hof
5.2
Het hof stelt het volgende voorop. Ingevolge artikel 1:25 lid 5 BW gelast de rechtbank die de adoptie uitspreekt ambtshalve afzonderlijk de inschrijving van de geboorteakte van het adoptiefkind als bedoeld in lid 1 en lid 2 van dat artikel.
5.21
Gelet op de overgelegde stukken, waaronder de brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van 20 augustus 2019, en het verhandelde ter zitting stelt het hof vast dat de geboorteakten van de kinderen in verband met de te grote discrepantie in de schrijfwijze of opname van de namen van de kinderen en hun ouders niet voor inschrijving als bedoeld in artikel 1:25 lid 5 BW in aanmerking dienen te komen. In plaats daarvan geeft het hof er de voorkeur aan om op grond van artikel 1:25c lid 1 en lid 3 BW ambtshalve de voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens vast te stellen. Daarbij zal het hof, zoals is voorgeschreven in artikel 1:25c lid 2 BW, rekening houden met alle bewijzen en aanwijzingen omtrent de omstandigheden waaronder, en het tijdstip waarop de geboorte van het adoptiefkind moet hebben plaatsgehad.
5.22
Onvoldoende duidelijk is wie de vader van [minderjarige 1] is, zodat het hof gegevens over de vader niet kan vaststellen. Op grond van de overgelegde bescheiden, waaronder de geboorteakten van de kinderen en de overlijdensakten van hun biologische ouder(s) alsmede de brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van 20 augustus 2019 en de op dit punt instemmende reactie van de wensmoeder van 11 september 2019, stelt het hof de geboortegegevens van de kinderen vast als hieronder in het dictum vermeld.
5.23
Het hof overweegt vervolgens voor wat betreft de namen van de kinderen na de adoptie als volgt.
5.24
Ingevolge artikel 5 van de Rijkswet op het Nederlanderschap verkrijgt een kind dat in Nederland wordt geadopteerd de Nederlandse nationaliteit indien het op de dag van de uitspraak in eerste aanleg minderjarig is en ten minste een van de adoptiefouders op die dag Nederlander is. Gelet daarop zullen de kinderen door de adoptie de Nederlandse nationaliteit verkrijgen. Alsdan is ingevolge het bepaalde in artikel 10:20 BW het Nederlands namenrecht van toepassing.
5.25
Het hof stelt vast dat de voornamen van [minderjarige 2] , ‘ [voornamen minderjarige 2] ’, zoals blijkt uit de door de wensmoeder overgelegde stukken, niet overeenkomen met de voornamen die de wensmoeder na de adoptie in Nederland voor [minderjarige 2] wenst. Zij wenst dat zijn voornamen komen te luiden: ‘ [verzochte voornamen minderjarige 2] ’. De voornaam van [minderjarige 1] , ‘ [voornaam minderjarige 1] ’, zoals blijkt uit de door de wensmoeder overgelegde stukken, komt niet overeen met de voornamen die wensmoeder na de adoptie in Nederland voor [minderjarige 1] wenst. Zij wenst dat zijn voornamen komen te luiden: ‘ [verzochte voornamen minderjarige 1] ’. Hoewel de wensmoeder alleen ten aanzien van [minderjarige 1] een uitdrukkelijk verzoek tot wijziging van voornamen heeft gedaan, begrijpt het hof het door de wensmoeder verzochte aldus dat zij ook ten aanzien van [minderjarige 2] , voor zover vereist, verzoekt om wijziging van voornamen. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft zich op het standpunt gesteld ten aanzien van de wijziging van voornamen geen belanghebbende te zijn en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof. Het hof zal het verzoek met betrekking tot de voornamen van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] toewijzen.
5.26
Uit artikel 1:5 lid 1 BW volgt dat een kind, dat door adoptie in familierechtelijke betrekking komt te staan tot één adoptiefouder, de geslachtsnaam van die ene adoptiefouder verwerft. Dit betekent dat de kinderen de geslachtsnaam van de wensmoeder zullen verwerven, te weten: ‘ [geslachtsnaam] ’. Hoewel daarvoor een vaststelling door het hof niet nodig is, zal het hof het duidelijkheidshalve wel in het dictum tot uitdrukking brengen..
5.27
Het hof zal aldus gelasten respectievelijk verstaan dat de namen van de kinderen als volgt zullen worden gewijzigd, althans zullen komen te luiden:
 [minderjarige 1] : [verzochte voornamen minderjarige 1] (voornamen) [geslachtsnaam] (geslachtsnaam);
 [verzochte voornamen minderjarige 2] (voornamen) [geslachtsnaam] (geslachtsnaam).
Het hof zal eveneens de inschrijving daarvan in het daarvoor in aanmerking komende register van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag gelasten.
5.28
Als gevolg van de adoptie komen de kinderen ingevolge artikel 1:245 lid 3 BW onder ouderlijk gezag van de wensmoeder te staan. Dit ouderlijk gezag komt in de plaats van de tot dat moment door de wensmoeder uitgeoefende voogdij. Het hof zal in verband met het bepaalde in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder sub k van het Besluit gezagsregisters ambtshalve bepalen dat de griffier, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister om daarin aantekening te doen van deze beschikking.
5.29
Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beschikking;
en opnieuw recht doende:
- spreekt uit de adoptie door de wensmoeder van de kinderen;
draagt de griffier op niet eerder dan drie maanden na de dag van de uitspraak van deze beschikking – en indien daartegen geen beroep in cassatie is ingesteld – een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag;
en gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akten toe te voegen;
- stelt de volgende voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens van de kinderen vast:
geboortegegevens [minderjarige 1] :
KIND
Geslachtsnaam : [geslachtsnaam bij geboorte]
Voornamen : [voornaam minderjarige 1]
Plaats van geboorte : [stad] , Mozambique
Dag van geboorte : [geboortedatum] 2004
Geslacht : M (mannelijk)
MOEDER
Naam : [naam van de moeder van minderjarige 1]
Voornamen : -
geboortegegevens [minderjarige 2] :
KIND
Geslachtsnaam : [geslachtsnaam bij geboorte]
Voornamen : [voornamen minderjarige 2]
Plaats van geboorte : [stad] , Mozambique
Dag van geboorte : [geboortedatum] 2007
Geslacht : M (mannelijk)
VADER
Naam : [naam van de vader van minderjarige 2]
Voornamen : -
Plaats van geboorte : [stad] , Mozambique
MOEDER
Naam : [naam van de moeder van minderjarige 2]
Voornamen : -
Plaats van geboorte : [stad] , Mozambique
en gelast de inschrijving van bovenstaande gegevens in het register van geboorten van de gemeente Den Haag;
- gelast de wijziging van de voornaam van [minderjarige 1] in de voornamen: [verzochte voornamen minderjarige 1] ;
en gelast de inschrijving daarvan in het daarvoor in aanmerking komende register van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag;
- gelast de wijziging van de voornaam van [minderjarige 2] in de voornamen: [verzochte voornamen minderjarige 2] ;
en gelast de inschrijving daarvan in het daarvoor in aanmerking komende register van de burgerlijke stand van de gemeente Den Haag;
- verstaat dat de kinderen de geslachtsnaam [geslachtsnaam] zullen dragen;
- bepaalt dat de griffier een afschrift van deze beschikking zal doen toekomen aan het gezagsregister, om daarin, wanneer deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, aantekening te doen van deze beschikking;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, F.R. Salomons en M. Th. Linsen-Penning de Vries, bijgestaan door mr. M.N.C. Zuiderwijk als griffier, en is op 24 maart 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.