ECLI:NL:GHDHA:2021:1124

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
23 juni 2021
Zaaknummer
2200348919
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bezit en verwerven van kinderporno en ontuchtige handelingen met minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 juli 2019. De verdachte is beschuldigd van het bezit en verwerven van kinderporno en het bewegen van minderjarigen tot het plegen van ontuchtige handelingen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, met bijzondere voorwaarden, en een taakstraf van 240 uren. De onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen computer is bevolen. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen. Het hof heeft overwogen dat de verdachte zich gedurende een lange periode heeft beziggehouden met het verzamelen en bekijken van kinderporno en minderjarige jongens heeft bewogen om voor de webcam te masturberen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers in aanmerking genomen bij de strafoplegging. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, maar het hof heeft benadrukt dat de bescherming van minderjarigen voorop staat. De verdachte heeft ter zitting aangegeven dat hij in behandeling is en vrijwilligerswerk doet, wat positief wordt gewaardeerd. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om het vonnis te vernietigen en de verdachte te veroordelen, gevolgd, maar heeft de straf gematigd door een groot deel voorwaardelijk op te leggen. De beslissing om de computer onttrekken aan het verkeer is genomen om de strijd tegen kinderporno te waarborgen. De vordering van de benadeelde partij is toegewezen tot een bedrag van € 500,00, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003489-19
Parketnummer: 10-812003-18
Datum uitspraak: 18 mei 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 juli 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1. en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met daaraan verbonden bijzondere voorwaarden zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts is aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis opgelegd. De benadeelde partij [slachtoffer1] is niet-ontvankelijk verklaard in de vordering en het inbeslaggenomen goed is onttrokken aan het verkeer.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
hij (op een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 4 april 2017 te Schiedam, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, telkens afbeeldingen, te weten foto's en/of video's, en/of een gegevensdrager, te weten een personal computer (merk Silverview), bevattende afbeeldingen, van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verworven, in bezit heeft gehad, heeft verspreid en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft, welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis oraal en/of met de/een penis en/of vinger(s)/hand anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt,
en/of
het met de/een penis oraal en/of anaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, ([bestand1])
en/of
het met de/een vinger(s)/hand en/of mond/tong betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of de billen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt ([bestand2])
en/of
het met de/een vinger(s)/hand betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel en/of de billen van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt [[bestand3]
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling, ([bestand4])
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij in of omstreeks de periode van 5 februari 2015 tot en met 31 december 2016 te Schiedam, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) door giften en/of beloften van geld en/of goed en/of misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of door misleiding,
(een) minderjarige(n), [slachtoffer1], geboren op 3 juni 1997, en/of [slachtoffer2], geboren op 31 mei 2000, van wie hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had(den) bereikt,
(telkens) opzettelijk heeft bewogen een of meer ontuchtige handelingen, te weten het (telkens) voor de webcam masturberen, te plegen en/of van verdachte te dulden,
welke giften en/of beloften van geld en/of goed en/of welk misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of welke misleiding, heeft/hebben bestaan uit het (telkens) overmaken van (een) geldbedrag(en) aan/naar (de bankrekening(en) van) die [slachtoffer1] en/of die [slachtoffer2].
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
6 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Als bijzondere voorwaarden dienen te worden opgelegd – kort en zakelijk weergegeven - een meldplicht, een behandelverplichting, een gedragsverplichting en een plicht om mee te werken aan huisbezoeken van de reclassering, daaronder begrepen een eenmalige controle van zijn computer. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. De inbeslaggenomen computer dient aan het verkeer te worden onttrokken.
Het vonnis waarvan beroep
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte aangevoerd, dat de officier van justitie de verdachte in eerste aanleg niet in de gelegenheid heeft gesteld het kinderpornografische materiaal dat als bewijsmiddel is aangevoerd, voor de zitting in te zien, zodat er geen sprake is van een eerlijk proces als bedoeld in artikel
6 van het Europees Verdrag voor de bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Het hof overweegt als volgt. Het enkele feit dat de officier van justitie voorafgaand aan de zitting zou hebben geweigerd inzage te geven in het kinderpornografisch materiaal brengt niet met zich dat er geen sprake is van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM.
Allereerst constateert het hof, dat de verdachte blijkens het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg van
20 juni 2019 niet meer heeft verzocht om inzage in het kinderpornografisch materiaal.
Voorts constateert het hof dat verdachte in eerste aanleg heeft verklaard, dat de computer waarop het kinderpornografische materiaal is aangetroffen van hem is, dat de daarop aangetroffen afbeeldingen van hem zijn, dat hij ze zelf heeft gedownload, beelden doorgestuurd heeft gekregen en niet kan uitsluiten dat hij beelden heeft doorgestuurd. Uit deze verklaring van verdachte leidt het hof af, dat het kinderpornografisch materiaal aangetroffen op zijn computer bij verdachte bekend was.
Gelet op het vorenoverwogene is het hof van oordeel, dat er in eerste aanleg geen sprake is van een schending van artikel 6 van het EVRM. Het verweer wordt verworpen.
Het hof is van oordeel dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, zodat het vonnis, waarvan beroep, met overneming van gronden behoort te worden bevestigd, behalve voor wat betreft de opgelegde straf, de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en de beslissing op het beslag en de motivering van deze beslissingen.
Het vonnis moet op die onderdelen worden vernietigd en in zoverre moet opnieuw worden rechtgedaan.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een lange periode bezig gehouden met het verzamelen en bekijken van kinderporno. Op de in beslag genomen computer van de verdachte is kinderpornografisch materiaal aangetroffen en hij heeft ook kinderpornografische afbeeldingen met anderen gedeeld. Verder heeft de verdachte minderjarige jongens bewogen om tegen betaling te masturberen voor een webcam, terwijl hij wist dat deze jongens minderjarig waren. De verdachte is hierbij volledig voorbij gegaan aan de schadelijke gevolgen van zijn handelen voor deze minderjarigen. Jeugdigen dienen in hun seksuele ontwikkeling beschermd te worden tegen volwassenen, omdat alleen al door het leeftijdsverschil geen sprake kan zijn van een gelijkwaardige situatie. De verdachte heeft bovendien bijgedragen aan de vraag naar kinderporno en de instandhouding van de industrie die zich met het maken van kinderpornografisch materiaal bezighoudt.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
16 april 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten.
Het hof heeft voorts kennis genomen van een over de verdachte opgemaakt reclasseringsrapport van 30 januari 2019. De reclassering is van mening dat het wenselijk is om aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een meldplicht en een behandelverplichting. De reclassering vindt ook controle op de gegevensdragers nodig om het chatgedrag van de verdachte te volgen en bespreekbaar te maken.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat hij nog steeds in behandeling bij De Waag is en dat hij twee keer per week vrijwilligerswerk doet. De verdachte heeft aangegeven baat te hebben bij de behandeling en ook het vrijwilligerswerk heeft volgens de verdachte een positieve invloed op de manier waarop hij in de maatschappij functioneert.
Het hof is van oordeel dat, gelet op de aard en ernst van de strafbare feiten en gezien artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht, in beginsel niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof ziet echter aanleiding om daarvan een groot deel voorwaardelijk op te leggen, waarbij het onvoorwaardelijke deel de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht niet overstijgt. Het hof houdt hierbij rekening met de betrekkelijk kleine collectie aangetroffen kinderpornografisch materiaal, de leeftijd van de slachtoffers en de ouderdom van de feiten. Het voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Het hof acht het, gelet op de lange bewezenverklaarde periode onder feit 1, bovendien van belang dat er gedurende een proeftijd van 3 jaren toezicht op de verdachte is en dat hij onder behandeling blijft. Het hof zal dan ook naast de algemene voorwaarden een aantal bijzondere voorwaarden opleggen.
Daarnaast zal het hof een taakstraf voor de maximale duur opleggen.
Het hof is – alles afwegende – van oordeel dat na te noemen straffen een passende en geboden reactie vormen.
Beslag
Onder de verdachte is een computer in beslag genomen. De verdachte heeft niet betwist dat zich kinderpornografisch materiaal op de betreffende gegevensdrager bevindt en het hof leidt zulks tevens af uit de inhoud van het dossier. Gegevensdragers waarop kinderpornografisch materiaal is opgeslagen, zijn voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang, en derhalve ingevolge de artikelen 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer. Het hof zal de computer dan ook onttrekken aan het verkeer. Die beslissing zal, logischerwijze, ook de inhoud van alle data op die gegevensdrager raken.
Daartegen zijn door de verdachte bezwaren geuit en de verdachte heeft verzocht om teruggave van digitale gegevens die zich op de computer bevinden en onmiskenbaar geen strafbaar materiaal betreffen, dan wel om daarvan een kopie aan hem te verstrekken. De verdachte heeft aangevoerd dat het betreffende materiaal een grote emotionele waarde voor hem vertegenwoordigt en dat door onttrekking aan het verkeer van de computer onevenredig leed aan hem wordt toegebracht, waarmee geen redelijk maatschappelijk doel wordt gediend.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het strafvorderlijk belang, te weten het bestrijden van het fabriceren, verspreiden en het bezit van kinderporno dient te prevaleren boven het belang en de wens van de verdachte om bepaalde bestanden terug te krijgen.
Het hof overweegt het volgende.
Indien gemotiveerd wordt verzocht om verstrekking van een of meer door de verdachte (duidelijk) omschreven gegevensbestanden die op de betreffende inbeslaggenomen gegevensdrager zijn opgeslagen, dient een belangenafweging plaats te vinden tussen de strafvorderlijke en maatschappelijke belangen bij onttrekking aan het verkeer enerzijds en de persoonlijke belangen van de verdachte bij behoud c.q. verkrijging van de verzochte gegevensbestanden anderzijds.
Door de verdachte is niet specifiek onderbouwd om hoeveel en welke specifiek omschreven gegevensbestanden op de gegevensdrager het gaat. Evenmin is aangegeven welke specifieke belangen zijn gemoeid bij het behoud c.q. de verkrijging van de betreffende gegevensbestanden. De enkele uitlating van de verdachte dat de gegevens in kwestie voor hem van emotionele waarde zijn, voldoet hier niet aan.
Bovendien heeft de verdachte toegelaten dat strafbare en niet-strafbare gegevensbestanden op zijn gegevensdrager zijn vermengd. Het weer scheiden van deze bestanden vormt een onevenredig grote belasting voor de opsporingsdiensten waarbij niet kan worden gegarandeerd dat al het strafbare materiaal daadwerkelijk is verwijderd. Daarbij zou het bijvoorbeeld kunnen gaan om in bestanden verborgen materiaal of om materiaal dat alleen bij een uitvoeriger onderzoek kan worden getraceerd. Er is daarom altijd een risico dat, ook bij het enkel verstrekken van gegevensbestanden of kopieën daarvan opnieuw strafbaar materiaal in de samenleving wordt teruggebracht.
Gelet op het vorenstaande wijst het hof het verzoek om verkrijging van (een kopie van) niet strafbare gegevensbestanden af.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer1]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde, tot een bedrag van € 2.000,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze, nu de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van € 1.000,- te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door de verdachte niet betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezenverklaarde. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de nadelige gevlogen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige zal de vordering worden afgewezen.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 500,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer1].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36d, 36f, 57, 240b en 248a van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf, de beslissing op de vordering van de benadeelde partij en het beslag en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
178 (honderdachtenzeventig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat:

- de veroordeelde zich zal melden bij een door Reclassering Nederland, aan te wijzen instantie, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
- de veroordeelde zich laat behandelen door De Waag Rijnmond of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- de veroordeelde zich op welke wijze dan ook zal onthouden van:
- het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
- gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
- gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd;
en de veroordeelde bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen;
ter uitvoering van het toezicht op de naleving van onderhavige voorwaarden meewerkt aan controle van digitale gegevensdragers door de reclassering met steun van een digitaal rechercheur van de politie maximaal één keer per jaar bij de veroordeelde thuis;
- de veroordeelde zich inspant voor het verkrijgen en behouden van een dagbesteding.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt de onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1
STK Computer Kl: zwart Silverview PC [nummer].

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer1] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer1], ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 7 februari 2015.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mr. O.E.M. Leinarts,
mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans en mr. W.S. Korteling, in bijzijn van de griffier mr. L.A. Haas.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 mei 2021.
mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans is buiten staat om dit arrest te ondertekenen.