ECLI:NL:GHDHA:2021:1086

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
15 juni 2021
Zaaknummer
22-005171-19.oa
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ontnemingszaak met betrekking tot wederrechtelijk verkregen voordeel uit opzetheling van laptops

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag, dat op 24 oktober 2019 was gewezen. De betrokkene was eerder veroordeeld voor opzetheling van 16 laptops, waarvoor hij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf had gekregen. In de ontnemingszaak vorderde het openbaar ministerie dat het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, werd vastgesteld op € 8.000,00. De politierechter had deze vordering toegewezen, maar de betrokkene ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis waarvan beroep vroeg. Het hof heeft echter geoordeeld dat het vonnis niet in stand kon blijven, omdat het zich niet kon verenigen met de bewijsmiddelen die in het vonnis waren opgenomen. Het hof heeft vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel had verkregen door de opzetheling van de laptops, en dat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij kosten had gemaakt in relatie tot dit voordeel.

Het hof heeft het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 8.000,00 en de betrokkene de verplichting opgelegd dit bedrag aan de Staat te betalen. Tevens is de betrokkene de verplichting opgelegd tot gijzeling voor 160 dagen, indien hij niet aan deze verplichting voldoet. Dit arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting van 15 juni 2021.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005171-19
Parketnummer: 09-808127-17
Datum uitspraak: 15 juni 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 24 oktober 2019 in de ontnemingszaak tegen de betrokkene:

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats],
adres: [adres].
Procesgang in de strafzaak
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 24 oktober 2019 is de betrokkene – voor zover hier van belang - ter zake van het in zijn strafzaak onder 1 bewezenverklaarde, gekwalificeerd als:

opzetheling,

veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Procesgang in de ontnemingszaak
De in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie houdt in dat de rechtbank het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat vaststelt op € 8.000,00 en de betrokkene de verplichting tot betaling aan de Staat oplegt van dat bedrag.
De politierechter in de rechtbank Den Haag heeft bij vonnis van 24 oktober 2019 het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vastgesteld op € 8.000,00 en ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel aan de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag.
Namens de betrokkene is tegen dat vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de betrokkene naar voren is gebracht.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich niet verenigt met de daarin opgenomen bewijsmiddelen.
Bewijsvoering
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Grondslag voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Het hof is van oordeel dat op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep aannemelijk is geworden dat de betrokkene door middel van of uit baten van het in de strafzaak onder 1 bewezenverklaarde, de opzetheling van 16 laptops, wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
Dat de betrokkene, zoals hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard, geen wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, omdat hij deze laptops van de hem bekende verkoper [verkoper] op de Zwarte Markt te Beverwijk heeft gekocht voor € 500,00 per stuk, wat de betrokkene op geen enkele wijze heeft onderbouwd, en naderhand voor diezelfde prijs per stuk heeft verkocht aan [koper] -er zou sprake zijn geweest van een achteraf bezien onjuiste zakelijke inschatting bij de aankoop van de laptops door de betrokkene-, acht het hof niet geloofwaardig.
Motivering van de op te leggen maatregel
Het hof gaat bij de berekening van het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel uit van het door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar opgemaakte ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict ex artikel 36e, 2e lid Sr’ d.d. 28 juni 2017.
Uit de verklaring van [koper] is gebleken dat hij op 15 maart 2017 6 laptops heeft gekocht voor € 500,00 per stuk.
6 x € 500,00 = € 3.000,00
Voorts is uit de verklaring van [koper] gebleken dat hij op 22 maart 2017 10 laptops heeft gekocht voor € 500,00 per stuk.
10 x € 500,00 = € 5.000,00
Het totaal is: € 3.000,00 + € 5.000,00 = € 8.000,00
De betrokkene heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij kosten heeft gemaakt in relatie tot het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het hof stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 8.000,00.
Het hof zal de betrokkene de verplichting opleggen dit bedrag aan de Staat te betalen.
Toepasselijk wettelijk voorschrift
Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit rechtens geldt dan wel gold.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 8.000,00 (achtduizend euro).
Legt de betrokkene de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 8.000,00 (achtduizend euro).
Bepaalt de duur van de
gijzelingdie ten hoogste kan worden gevorderd op
160 dagen.
Dit arrest is gewezen door mr. W.J. van Boven,
mr. A.L. Frenkel en mr. R. van der Hoeven, in bijzijn van de griffier mr. C. Hol.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 juni 2021.
Mr. R. van der Hoeven is buiten staat dit arrest te ondertekenen.