Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : 7464654 / CV EXPL 19-1759
Arrest van 15 juni 2021
[appellant] ,
[geïntimeerde] ,
Het procesverloop
- het vonnis van 26 juli 2019 van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam en de processtukken die in dat vonnis zijn genoemd;
- het proces-verbaal van de door de kantonrechter gehouden gerechtelijke plaatsopneming en bezichtiging;
- de dagvaarding in hoger beroep van 25 oktober 2019 van [appellant] ;
- de memorie van grieven waarin [appellant] zeven grieven (klachten) tegen het vonnis heeft geformuleerd, met drie producties (bijlagen).
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde] waarin hij de grieven bestrijdt, met een productie;
- de akte van [appellant] met zijn reactie op nieuwe stellingen en op de producties van [geïntimeerde] , met één productie.
Feitelijk kader
Vorderingen en bestreden vonnis
Het hoger beroep
Beoordeling door het hof
huur juni 2017” aan Westersingel heeft gedaan en pas op 4 augustus 2017 de eerste betaling van € 420,- voor de maandelijkse huur aan [appellant] heeft gedaan. Volgens [appellant] heeft de kantonrechter ten onrechte geoordeeld dat [geïntimeerde] de huur over mei en juni 2017 bevrijdend heeft betaald aan Westersingel (daarop ziet zijn tweede grief).
Hierbij wordt U meegedeeld dat het door U gehuurde is overgegaan in andere handen.(…)
dient de huur vanaf heden te worden overgemaakt naar rekening[hof: opgave bankrekeningnummer]
t.n.v. [appellant] .”
Friday, 23 June 2017 17:52” aan “
[e-mailadres]”. Het hof kan op grond van dit stuk en de stellingen (indien bewezen) niet vaststellen dat de inhoud van dit bericht [geïntimeerde] heeft bereikt vóórdat hij zijn (laatste) huurbetaling van maandag 26 juni 2017 aan Westersingel deed voor de maand juni 2017. Bovendien is in de brief niet duidelijk dat “
de huur vanaf heden” ook zag op de (nog niet betaalde) huurbetalingen die al tòt 23 juni 2017 verschuldigd waren geworden (zoals de huur van juni die voor de 1e van die maand had moeten zijn betaald).
uiteraard wel” zijn toegewezen). [appellant] vraagt geen vernietiging van het vonnis op de grond dat er eind april 2019 een betaling is gedaan.
[appellant] heeft daartegenover wel aangevoerd dat [geïntimeerde] tijdens de huurperiode bij Westersingel “
een aanzienlijke huurachterstand” had laten ontstaan waarvoor een incassobureau was ingeschakeld, maar die “aanzienlijke huurachterstand” en wat het incassobureau verlangde, heeft hij niet geconcretiseerd en een en ander is ook niet met stukken onderbouwd.
Het hof acht daarom voldoende aannemelijk dat het betalingsgedrag van [geïntimeerde] tijdens de jarenlange huurperiode bij Westersingel niet tot een direct dreigende ontbinding van het huurcontract leidde maar tussen de toenmalige contractspartijen geaccepteerd was. Het hof bekijkt de ernst van de huidige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst mede in dat licht.
mits en zolang[geïntimeerde] (of zijn dochter voor hem) vanaf het moment dat hij dit arrest kent de huurachterstand (voor zover deze nog bestaat) binnen een maand voldoet en gedurende een jaar stipt aan (al) zijn huurbetalingsverplichtingen voldoet. Doet hij dat niet, dan geldt dat de huurovereenkomst alsnog op basis van dit arrest wordt ontbonden omdat dan een van de voorwaarden is vervuld.