In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte, die in een ernstige psychose verkeerde, heeft zijn echtgenote om het leven gebracht. Gedragsdeskundigen hebben geadviseerd de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren en geen strafmaatregel op te leggen, gezien zijn uitzonderlijke herstel. Het hof heeft deze adviezen gevolgd en de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De zaak is complex, met een lange voorgeschiedenis van psychische problemen en eerdere hulpverlening. De verdachte had sinds 2013 last van depressieve klachten en ontwikkelde in 2015 ernstige psychische klachten. Ondanks eerdere hulpverlening, waaronder contact met de huisarts en GGZ-instellingen, werd de verdachte niet tijdig behandeld voor zijn psychose. Op 14 juli 2016 heeft hij zijn vrouw met een mes om het leven gebracht, terwijl hun kinderen in huis waren. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd, maar dat dit niet aan hem kan worden toegerekend vanwege zijn psychische toestand. De deskundigen waren unaniem in hun conclusie dat de verdachte niet in staat was zijn wil in vrijheid te bepalen ten tijde van het delict. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen afgewezen, omdat de verdachte niet strafbaar is verklaard. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt.