In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag over de aftrek van specifieke zorgkosten in de inkomstenbelasting voor het jaar 2017. Belanghebbende had een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd gekregen, waarbij de inspecteur de uitgaven voor specifieke zorgkosten niet in aftrek had toegestaan. De Rechtbank had het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging. De kern van het geschil betreft de vraag of de door belanghebbende gemaakte uitgaven voor oliën, crèmes en shampoos, die hij gebruikte voor de behandeling van constitutioneel eczeem, als specifieke zorgkosten kunnen worden aangemerkt en dus voor aftrek in aanmerking komen.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft belanghebbende verklaard dat zijn huisarts hem had geadviseerd om naast reguliere medicatie ook natuurlijke middelen te gebruiken. Het Hof oordeelt dat de door belanghebbende ingediende facturen niet voldoen aan de eisen voor aftrek, omdat de producten niet hoofdzakelijk door zieke of invalide personen worden gebruikt. Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De aanslag wordt verminderd, maar de kosten voor de oliën en crèmes worden niet als aftrekbaar erkend. De proceskosten worden niet vergoed, omdat het Hof geen aanleiding ziet voor een veroordeling in de proceskosten.