ECLI:NL:GHDHA:2021:1039
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken volmacht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 4 november 2020. De belanghebbende, vertegenwoordigd door E.H. van der Stelt, had hoger beroep ingesteld tegen de navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premievolksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2013 en 2014, alsook tegen de aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) voor 2014. De inspecteur van de Belastingdienst had de bezwaren van belanghebbende tegen deze aanslagen afgewezen, waarna belanghebbende beroep had ingesteld bij de Rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde.
Bij het indienen van het hoger beroep heeft de griffier van het Hof belanghebbende erop gewezen dat een op naam van de gemachtigde gestelde volmacht ontbrak. Belanghebbende kreeg de gelegenheid om dit verzuim te herstellen, maar heeft hier niet tijdig op gereageerd. Het Hof heeft vastgesteld dat het hogerberoepschrift niet de gronden van het hoger beroep bevatte en dat het ontbreken van de volmacht leidde tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep. De mondelinge behandeling vond plaats op 8 april 2021, waarbij belanghebbende niet ter zitting verscheen.
Uiteindelijk heeft het Hof geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, zonder veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.