In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 juni 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1969 en thans zonder vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor het seksueel misbruiken van een 12-jarig meisje en het onttrekken van het slachtoffer aan het ouderlijk gezag. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar de opgelegde straf verlaagd naar 20 maanden gevangenisstraf, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. Bij de strafbepaling heeft het hof rekening gehouden met de terminale ziekte van de verdachte en de straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De feiten van de zaak zijn ernstig. De verdachte had via een online spel contact gelegd met het slachtoffer en een vertrouwensband opgebouwd. Hij heeft het meisje, dat recent haar vader had verloren, naar een hotel in Rotterdam meegenomen, waar hij seksueel contact met haar heeft gehad. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel misbruiken van een minderjarige en dat hij het slachtoffer heeft onttrokken aan het gezag van haar moeder. De rechtbank had eerder een hogere straf opgelegd, maar het hof oordeelde dat de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezondheid, een lagere straf rechtvaardigen.
Het hof heeft de wettelijke voorschriften in acht genomen en de beslissing is genomen na zorgvuldige afweging van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak benadrukt de impact van de daden van de verdachte op het slachtoffer en de samenleving, en het hof heeft besloten dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf een passende reactie is.