Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
de toerekeningvan haar draagkracht nog aan, zo begrijpt het hof, dat de rechtbank ten onrechte bij het bepalen daarvan, geen rekening heeft gehouden met het feit dat partijen overeenstemming hebben bereikt bij het uiteengaan over de hoogte van de behoefte van haar dochter [dochter van de vrouw] die altijd deel heeft uitgemaakt van het gezin van de man en de vrouw toen zij samen waren. De vrouw stelt dat bij de verdeling van haar draagkracht over haar beide kinderen, de behoefte van [dochter van de vrouw] op € 433,- (2018) (€ 442,- 2019) dient te worden gesteld. Volgens de vrouw volgt uit de afspraak van partijen dat partijen hebben aangenomen dat de behoefte van [dochter van de vrouw] gelijk is aan de behoefte van [de minderjarige] . De man betwist deze afspraak.