Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
1.Het geding
2.Feiten
De voorzieningen (…) worden aangelegd binnen een periode van een jaar na het van kracht worden van de exploitatieovereenkomst. De exploitatieovereenkomst tussen gemeente en exploitant wordt niet eerder van kracht dan nadat ook de exploitatieovereenkomst tussen de gemeente en [naam B.V.] holding b.v. en tussen de gemeente en [X] Tuinbouw Exploitatie B.V. is getekend.”
De exploitant verplicht zich om het in artikel 4 genoemde bedrag (hof: € 638.879) aan de gemeente te betalen (…) binnen 1 maand na rechtsgeldige toezending van de factuur door de gemeente. Deze factuur kan eerst rechtsgeldig worden toegezonden na het van kracht worden van de overeenkomst en het transport van de gronden aan de gemeente als bedoeld onder B.”
Bijgevoegd de tweede versie van de conceptaankoop- en exploitatieovereeenkomst, die is aangepast aan het voortschrijdend inzicht. Wat betreft de BTW-problematiek neigt de gemeentelijke accountant er inmiddels toe om uw mening te volgen, maar hij kan hierin eerst een definitief oordeel uitspreken na kennisneming van uw koopovereenkomst.”
De exploitant verplicht zich om het hierna genoemde bedrag aan de gemeente te betalen op de volgende manier:- Ineens € 644.206,- door storting (…) binnen 1 maand na toezending van de factuur door de gemeente.”
Bijgevoegd tref je de aangepaste exploitatieovereenkomst aan, waarin de opmerkingen uit jouw mail onder 1 t/m 3 zijn verwerkt. (…)Bij punt 4 van jouw mail is nog enige aarzeling aanwezig. Aanvankelijk hadden [Y] en ik de bedoeling alleen het te betalen saldo in de overeenkomst te vermelden. Bij nader inzien, gelet op de BTW-problematiek, geef ik de voorkeur aan zowel de verkoopprijs van de grond als de exploitatiebijdrage afzonderlijk te vermelden.”
De ondertekende aankoop- en exploitatieovereenkomst hebben wij in goede orde ontvangen. Inmiddels heeft het college op 1 december 2006 de met u gesloten overeenkomst bekrachtigd, zodat het in artikel 1 opgenomen voorbehoud op dit punt vervalt. Tevens hebben de betrokken derde partijen hun overeenkomsten getekend met als gevolg dat de exploitatieovereenkomst van kracht is (artikel 3 van de overeenkomst).”
3.De vordering en beslissing in eerste aanleg
4.Het geschil in hoger beroep
5.Beoordeling in hoger beroep
hoe later er betaald wordt, hoe beter,” vormt in het licht van de context waarin deze passage is opgenomen, een onvoldoende onderbouwing.
kan” formulering in artikel 5 (“
Deze factuur kan eerst rechtsgeldig worden toegezonden”)een verbintenis onder tijdsbepaling zijn aangegaan en daarmee de opeisbaarheid afhankelijk hebben gesteld van het door de Gemeente te kiezen moment van verzending van de factuur. Bij de uitleg van deze woorden wijst het hof erop dat niet is gesteld of gebleken dat over de betekenis daarvan tijdens de onderhandelingen tussen partijen is gesproken; tijdens het pleidooi in hoger beroep is van de zijde van de Gemeente bevestigd dat deze tekst geen onderwerp van bespreking is geweest. Dit gegeven brengt mee dat aan de bewoordingen bij de uitleg daarvan groot gewicht mag worden toegekend. Het hof constateert dat de enige wezenlijke verandering in de definitieve versie is gelegen in de opname van de twee voorwaarden. In het licht hiervan ligt het, zonder deugdelijke toelichting die ontbreekt, niet voor de hand dat partijen aan het moment van verzending van de factuur – waarover juist niet is gesproken – een beslissende betekenis hebben willen toekennen voor de bepaling van de opeisbaarheid van de vordering. Dit geldt temeer nu in de eerste en derde versie van artikel 5 wel een “
kan” formulering is gebruikt, maar in de tweede versie (van 6 september 2006) niet. In die versie is bepaald dat [naam B.V.] zich verplicht de bijdrage te voldoen binnen een maand na toezending door de Gemeente. Dat partijen met de gewijzigde formuleringen steeds een andere betekenis hebben beoogd, is niet gesteld of gebleken. Het door de Gemeente aangevoerde feit dat het alleen maar voordelig is geweest voor Anthura dat de factuur pas na de afronding van het project is verzonden, leidt niet tot een andere uitleg.
opnieuw rechtdoende:
- wijst de vordering van de Gemeente af;
- veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van Anthura tot op 3 oktober 2018 begroot op € 6.198 (2 punten x tarief € 3.099) aan salaris advocaat;
- veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Anthura tot op heden begroot op € 5.351 aan verschotten (€ 5.270 aan griffierecht en € 81 aan explootkosten) en op € 14.034 (3 punten x tarief € 4.678) aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.