ECLI:NL:GHDHA:2020:95

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 januari 2020
Publicatiedatum
28 januari 2020
Zaaknummer
200.210.992/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake de geschiktheid van planten voor vervoer en bewijswaardering

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [X] 's Expeditiebedrijf B.V. en TVM Verzekeringen N.V. tegen RAL Cargo SRL. De zaak betreft de geschiktheid van primula-planten voor vervoer bij een temperatuur van +16℃. In een eerder tussenarrest van 11 september 2018 is [X] c.s. toegelaten tot het bewijs dat de planten geschikt waren voor het vervoer. RAL is toegelaten tot het bewijs dat zij instructies heeft ontvangen over de temperatuur tijdens het vervoer. Tijdens het getuigenverhoor op 5 november 2018 zijn verklaringen afgelegd door betrokkenen, waaronder een schade-expert van [X] c.s. die de planten op 6 maart 2015 heeft gezien. De expert concludeert dat de planten bij het laden warmer waren dan +9 graden Celsius, wat leidde tot condensvorming en schimmel. Het hof oordeelt dat de verklaring van de schade-expert onvoldoende bewijs levert dat de planten geschikt waren voor transport bij de vereiste temperatuur. Het hof concludeert dat [X] c.s. niet heeft aangetoond dat de planten geschikt waren voor het vervoer, waardoor de vordering niet kan worden toegewezen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank en wijst [X] c.s. in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.210.992/01
Zaaknummer rechtbank : 5119595/16-15957

arrest van 28 januari 2020

inzake
1. [X] 's Expeditiebedrijf B.V.,
gevestigd te Scherpenzeel (Gld),
2. TVM Verzekeringen N.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
appellanten,
hierna te noemen: ieder afzonderlijk [X] en TVM en gezamenlijk [X] c.s.,
advocaat: mr. J. Mulder te Hoogeveen,
tegen

RAL Cargo SRL,

gevestigd te Oradea (Roemenië),
geïntimeerde,
hierna te noemen: RAL,
advocaat: mr. A.E. Schluep te Amsterdam.

Het geding

1.1.
Voor de loop van het geding in hoger beroep wordt verwezen naar het tussenarrest van 11 september 2018 (hierna het tussenarrest). Bij het tussenarrest is
  • [X] c.s. toegelaten tot het bewijs dat de planten, toen zij te Honselersdijk door RAL in ontvangst werden genomen, geschikt waren voor dat vervoer bij een temperatuur van 16℃;
  • RAL toegelaten tot het bewijs dat aan haar (in de persoon van de chauffeur) nadere instructies zijn gegeven door [bedrijf Y] met betrekking tot de temperatuur tijdens het vervoer, welke instructies (door [bestuurder RAL]) zijn afgestemd (i) met de medewerker van [X] in Roemenië ( [medewerker expeditiebedrijf] ), die heeft gezegd dat deze instructies van [bedrijf Y] moeten worden gevolgd en (ii) met een medewerker van de verkoper ( [naam medewerker van de verkoper] );
  • [X] gelast een Nederlandse vertaling van de transportopdracht aan het hof over te leggen.
1.2.
Op 5 november 2018 heeft een getuigenverhoor plaatsgevonden. Ter gelegenheid van het getuigenverhoor heeft [X] c.s. een Nederlandse vertaling van de transportopdracht overgelegd, alsook een verklaring van de heer [medewerker expeditiebedrijf] van [X] Roemenië en een informatieblad over de Primula-plant. RAL heeft bij brief/akte van 25 februari 2019 een verklaring van [Z], met Engelse vertaling, in het geding gebracht. [X] c.s. heeft hierop bij antwoordakte overlegging getuigenverklaring gereageerd. Het getuigenverhoor en het tegengetuigenverhoor zijn voortgezet op 16 april 2019. Van de verhoren is proces-verbaal opgemaakt. Daarin zijn ook de ingekomen stukken genoemd. Hierna hebben [X] c.s. en RAL achtereenvolgens ieder van memorie na enquête gediend, [X] c.s. onder overlegging van één productie en RAL onder overlegging van twee producties. [X] heeft bij haar memorie het hof verzocht om terug te komen op een bindende eindbeslissing.
1.3.
Vervolgens hebben partijen de nadere stukken overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

2.1.
Bij het tussenarrest is [X] c.s. toegelaten tot het bewijs dat de planten, het gaat om primula’s, toen zij te Honselersdijk door RAI in ontvangst werden genomen, geschikt waren om het transport bij een temperatuurinstelling van +16℃ onbeschadigd te doorstaan.
2.2.
Uit het rapport van haar schade-expert [naam schade-expert] dat [X] c.s. als productie 2 bij dagvaarding heeft overgelegd blijkt dat deze de planten heeft gezien op 6 maart 2015, nadat zij waren teruggebracht uit Roemenië. In het rapport heeft de [naam schade-expert] zowel opgemerkt (i) dat de temperatuur van de planten voor het transport duidelijk hoger was dan +9 graden Celsius als (ii) dat de planten enige uren in een schuur stonden waar de temperatuur volgens de kweker ongeveer +7/+8 graden Celsius was. Omdat de planten bij het laden warmer waren dan +9 graden Celsius is er door de koeling van de vrachtauto condens ontstaan dat heeft geleid tot de aantasting van de planten door schimmelvorming, aldus het expertiserapport.
2.3.
Gehoord als getuige heeft [naam schade-expert] verklaard dat hij de planten niet heeft gezien voor of op 27 februari 2015 (hof: de dag van het begin van het transport), maar dat hij de planten wel heeft gezien op 6 maart 2015. Voorts heeft hij verklaard dat de kweker goed bekend staat en goede producten aflevert en dat hij er op grond daarvan van uit gaat dat de planten onbeschadigd zijn ingeladen.
2.4.
In zijn rapport heeft [naam schade-expert] opgenomen dat de rolcontainers met de primula’s tijdelijk waren geplaatst in een schuur bij de kas gedurende enkele uren (het hof begrijpt: voor het transport naar Roemenië). Hij heeft ook opgenomen dat [bedrijf Y] (de kweker) heeft meegedeeld dat de temperatuur in de schuur/loods ongeveer +7/+8℃ is geweest. Als getuige heeft hij echter verklaard dat hij denkt dat die mededeling van [bedrijf Y] niet juist is en dat de planten warmer moeten zijn geweest. Hij licht dat toe met de verklaring dat de planten uit de kas kwamen, dat toen hij daar was op 9 maart 2015 het in de kas ongeveer 12℃ was en dat hij er van uit gaat dat dat op 27 februari 2015 ook zo was. Voorts verklaart hij dat de planten op 27 februari 2015 enkele uren in een schuur hebben gestaan en dan wel afkoelen, maar dat hij niet kan zeggen hoe snel dat gaat. De gevolgde werkwijze is een gebruikelijke, waaruit in andere gevallen geen schade is ontstaan, voor zover hem bekend.
2.5.
[X] c.s. hebben geen andere getuigen doen horen, met name niet getuigen die de planten bij het begin van het transport op 27 februari 2015 of bij aankomst in Roemenië op 2 maart 2015 hebben gezien.
2.6.
De verklaring van [naam schade-expert] is onvoldoende om aan te tonen dat de planten op 27 februari 2015 geschikt waren voor transport bij een temperatuurinstelling van +16℃.
[naam schade-expert] is de eigen schade-expert van TVM en geen onafhankelijke deskundige.
Zijn expertiserapport en zijn verklaring zijn niet eenduidig over de temperatuur van de planten direct voorafgaand aan het transport. Daarmee is onduidelijk of – indien de schimmelschade gevolg is van een te lage temperatuur – de planten niet al voor het transport te koud hebben gestaan en de kiemen van het bederf van de planten op dat moment al zijn ingetreden. Ook heeft hij de planten niet zelf gezien op een van de onder 2.5. genoemde data. Zijn verklaring zoals afgelegd voor de raadsheer-commissaris berust voornamelijk op aannames en veronderstellingen.
Ander overtuigend bewijs voor de vervoergeschikte staat is er niet.
Omdat niet is komen vast te staan dat de planten geschikt waren voor transport, kan ook niet worden aangenomen dat de oorzaak van de schade aan de planten tussen het moment van de inontvangstneming en het ogenblik van aflevering, dus tijdens het transport, is ontstaan. Dit betekent dat [X] c.s. niet is geslaagd in het bewijs dat de planten geschikt waren om het transport bij een temperatuurinstelling van +16℃ onbeschadigd te doorstaan. De vordering is reeds om die reden niet voor toewijzing vatbaar. De grieven kunnen daarom niet tot het beoogde resultaat leiden.
De overige stellingen van [X] c.s. alsmede de verweren van RAL behoeven geen bespreking meer. Evenmin behoeft bespreking of het hof dient terug te komen op een bindende eindbeslissing in het tussenarrest.
Slotsom
2.7.
Het vonnis van de rechtbank zal worden bekrachtigd. [X] c.s. zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de proceskosten in hoger beroep.

Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
  • veroordeelt [X] c.s. als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van RAL begroot op € 1.952,-- aan verschotten, € 3.222,-- aan salaris voor de advocaat en op € 157,-- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 82,-- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
  • verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.C.M. van Dijk, J.M. van der Klooster en M.M. Olthof en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 januari 2020 in aanwezigheid van de griffier.