ECLI:NL:GHDHA:2020:915
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake mede-eigendom en verdeling van opbrengsten bij verkoop van een woning en auto
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een man tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin zijn vorderingen in conventie zijn afgewezen en hij in reconventie is veroordeeld tot betaling aan de vrouw. De man en de vrouw hebben jarenlang samengewoond en gezamenlijk een woning gekocht, die in 2018 is verkocht. De man vordert in hoger beroep vernietiging van het vonnis en betaling van verschillende bedragen, terwijl de vrouw ook vorderingen op de man heeft. Het hof oordeelt dat de mede-eigendomskwestie goederenrechtelijk van aard is en dat enkel de wijze van financiering van de aandelen relevant is. De man heeft zijn aandeel in de woning gefinancierd met een lening, terwijl de vrouw haar aandeel contant heeft betaald. Het hof concludeert dat de man geen recht heeft op de opbrengst van zijn aandeel in de woning, omdat zijn schuld groter is dan de opbrengst. De vrouw heeft recht op een bedrag van € 27.757,04, dat de man aan haar moet betalen, evenals € 5.000,- voor de verkoop van een auto. Het hof vernietigt het bestreden vonnis en wijst de vorderingen van de man af, terwijl het de man veroordeelt tot betaling aan de vrouw.