ECLI:NL:GHDHA:2020:912
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding echtscheiding en verdeling van onroerende zaken
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding met betrekking tot een echtscheiding en de verdeling van onroerende zaken tussen de man en de vrouw. De man is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam, waarin de man werd veroordeeld om de woning aan de [adres een] te verlaten en deze niet meer te betreden, op straffe van een dwangsom. De vrouw had in 2019 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend, waardoor de huwelijksgemeenschap is ontbonden. De man vorderde in hoger beroep dat het hof het bestreden vonnis zou vernietigen en de vorderingen van de vrouw zou afwijzen. Het hof heeft vastgesteld dat de man geen belang meer heeft bij de bespreking van bepaalde grieven, omdat de vrouw inmiddels de beschikking heeft over de woning aan de [adres twee]. Het hof oordeelt dat de onderhavige procedure zich niet leent voor het bepalen van de kosten van de huishouding en dat partijen dit in een bodemprocedure moeten aan de orde stellen. Het hof bekrachtigt het bestreden vonnis en compenseert de proceskosten in hoger beroep, waarbij ieder der partijen de eigen kosten draagt.