ECLI:NL:GHDHA:2020:910
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- E.A. Mink
- A. Zonneveld
- A.A.F. Donders
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en verdeling van de huwelijksgemeenschap met betrekking tot de voormalige echtelijke woning en inboedelgoederen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin de rechtbank heeft bepaald dat de woning van partijen moet worden verkocht aan een derde en dat de man een bedrag van € 4.000,- aan de vrouw moet betalen voor de toedeling van inboedelgoederen. De man en de vrouw waren van 30 mei 2016 tot 21 juli 2017 met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. De echtscheiding werd uitgesproken op 27 februari 2017. De man heeft in hoger beroep twee grieven aangevoerd, waarbij hij betwist dat de woning aan een derde moet worden verkocht en dat hij het bedrag van € 4.000,- aan de vrouw moet betalen.
Het hof heeft vastgesteld dat de man niet tijdig stappen heeft ondernomen om de hypothecaire lening over te nemen en de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te ontslaan. De vrouw heeft de man op 9 juni 2017 gedagvaard met de vordering om de woning te verkopen. Het hof oordeelt dat de rechtbank terecht heeft beslist dat de woning moet worden verkocht, omdat de man onvoldoende heeft onderbouwd dat hij de hypothecaire lening kan overnemen.
Wat betreft de inboedelgoederen oordeelt het hof dat de rechtbank ten onrechte is uitgegaan van de waarde van € 4.000,-. Het hof stelt de waarde van de inboedelgoederen vast op € 2.000,-, waardoor de man slechts € 1.000,- aan de vrouw dient te betalen. De vrouw moet het teveel ontvangen bedrag van € 1.800,- aan de man terugbetalen. Het hof compenseert de proceskosten en verklaart het arrest uitvoerbaar bij voorraad.