In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 16 november 2018. De verdachte, geboren in 1994 en ten tijde van de behandeling in hoger beroep gedetineerd, was beschuldigd van diefstal van diverse winkelgoederen bij een Jumbo-supermarkt in Leidschendam op 14 november 2018. Het hof oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een medeverdachte, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van medeplegen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, met aftrek van het voorarrest.
Het hof heeft de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere vonnissen beoordeeld. De vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze reeds was geëxecuteerd. De vordering tot tenuitvoerlegging van een geldboete werd afgewezen, omdat de verdachte de voorwaarden niet had nageleefd. Het hof heeft de strafmotivering gebaseerd op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij werd opgemerkt dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen en heeft de straf bepaald op basis van de ernst van de gepleegde feiten en de herhaling van strafbare gedragingen. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.