ECLI:NL:GHDHA:2020:904

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 maart 2020
Publicatiedatum
15 mei 2020
Zaaknummer
2200453618
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van diefstal met een gevangenisstraf van vier weken

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 16 november 2018. De verdachte, geboren in 1994 en ten tijde van de behandeling in hoger beroep gedetineerd, was beschuldigd van diefstal van diverse winkelgoederen bij een Jumbo-supermarkt in Leidschendam op 14 november 2018. Het hof oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en een medeverdachte, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van medeplegen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, met aftrek van het voorarrest.

Het hof heeft de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere vonnissen beoordeeld. De vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze reeds was geëxecuteerd. De vordering tot tenuitvoerlegging van een geldboete werd afgewezen, omdat de verdachte de voorwaarden niet had nageleefd. Het hof heeft de strafmotivering gebaseerd op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij werd opgemerkt dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen en heeft de straf bepaald op basis van de ernst van de gepleegde feiten en de herhaling van strafbare gedragingen. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004536-18
Parketnummers: 09-227908-18
09-105230-18 en 09-021768-18 (TUL)
Datum uitspraak: 18 maart 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van
16 november 2018 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
adres: [adres],
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in PIV HvB Nieuwersluis (PI Utrecht) te Nieuwersluis.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
7 augustus 2019 en 4 maart 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken met aftrek van het voorarrest.
Voorts is een beslissing genomen omtrent de vorderingen tenuitvoerlegging als nader in het vonnis waarvan beroep omschreven en is de gevangenneming van de verdachte bevolen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 14 november 2018 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, diverse winkelgoederen, waaronder bami goreng, grilham, hamburger, zoete aardappelpurree en zuurkoolstampot, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te weten aan Jumbo, [adres], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken met aftrek van het voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op
of omstreeks14 november 2018 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg
,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen,diverse winkelgoederen, waaronder bami goreng, gril
lham, hamburger, zoete aardappelpur
ree en zuurkoolstam
ppot
, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde, te wetentoebehorendeaan Jumbo, [adres], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er sprake is geweest van medeplegen van diefstal. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit geen van de beschikbare bewijsmiddelen blijkt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. De verklaring die de getuige [getuige] heeft afgelegd bij de raadsheer-commissaris acht zij onbetrouwbaar.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
De getuigenverklaring van [getuige] bij de raadsheer-commissaris bevestigt de eerder afgelegde getuigenverklaring bij de politie. Zowel bij de politie als bij de raadsheer-commissaris heeft de getuige verklaard dat de verdachte producten uit de winkel in de sporttas heeft gedaan die de medeverdachte in zijn handen had en open hield. Het hof ziet geen redenen om te twijfelen aan de getuigenverklaring van [getuige]. Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, zodat van medeplegen sprake is geweest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Dit feit leidt doorgaans overlast en materiële schade bij het gedupeerde winkelbedrijf.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 februari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten. Dat heeft haar er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - gelet op de uitgebreide documentatie van de verdachte met betrekking tot soortgelijke strafbare feiten - van oordeel dat alleen een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tenuitvoerlegging 09-105230-18
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 31 mei 2018 onder bovengenoemd parketnummer is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren, welke proeftijd bij het vonnis waarvan beroep is verlengd met één jaar, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep - in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf - gevorderd dat het Openbaar Ministerie in die vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu de voorwaardelijke opgelegde straf reeds ten uitvoer is gelegd.
Het hof stelt vast dat ter terechtzitting is gebleken dat deze voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 weken reeds is geëxecuteerd. Het hof zal het Openbaar Ministerie derhalve in zijn vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk verklaren.
Vordering tenuitvoerlegging 96-021768-18
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 26 april 2018 onder bovengenoemd parketnummer is de verdachte veroordeeld tot een geldboete van 200 euro subsidiair vier dagen hechtenis met een proeftijd van twee jaren, met bevel dat die geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Bij het vonnis waarvan beroep is deze vordering afgewezen.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de vordering zal worden afgewezen.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
Naar het oordeel van het hof zijn echter geen termen aanwezig voor toewijzing van die vordering.
De vordering zal dan ook, conform de vordering van de advocaat-generaal, worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging met parketnummer
09-105230-18.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Den Haag van 16 november 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 26 april 2018, parketnummer 96-021768-18, voorwaardelijk opgelegde geldboete ter hoogte van 200 euro subsidiair 4 dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser,
mr. H.C. Plugge en mr. E. Mak, in bijzijn van de griffier
mr. R. van Eekeres.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 18 maart 2020.
mr. E. Mak is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.