In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Suriname in 1964, was eerder veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en werd beschuldigd van het medeplegen van winkeldiefstal op 14 november 2018 in Leidschendam. De verdachte en een medeverdachte zouden samen diverse winkelgoederen, waaronder bami goreng en hamburger, hebben weggenomen uit een Jumbo-winkel. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, waardoor het medeplegen van diefstal bewezen werd verklaard.
De advocaat-generaal had gevorderd dat het eerdere vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, met aftrek van het voorarrest. Het hof volgde deze vordering en legde de verdachte een gevangenisstraf van vier weken op. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf afgewezen, omdat de verdachte recentelijk was opgenomen bij Antes en er geen termen aanwezig waren voor toewijzing van die vordering. Het hof benadrukte de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte als belangrijke factoren in de strafmotivering.