Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 21 april 2020
[naam 1] ,
Vivat Schadeverzekeringen N.V., h.o.d.n. Reaal Schadeverzekeringen,
Vivat Schadeverzekeringen N.V., h.o.d.n. Reaal Schadeverzekeringen,
[naam 2] ,
Het geding in de hoofdzaak
Het geding in de vrijwaringszaak
Beoordeling van het hoger beroep in de hoofdzaak
a. [appellant] is eigenaar van de woning aan het adres [adres] (hierna: de woning).
Het hof is van oordeel dat [appellant] zijn stelling dat hij de kosten van het herstel van de woning zelf heeft betaald, onvoldoende heeft gemotiveerd en onderbouwd. [appellant] heeft geen enkele factuur of betalingsbewijs overgelegd. Evenmin heeft hij een specificatie van de verrichte werkzaamheden en de daarmee gemoeide kosten gegeven. Aangezien de schade-expert blijkens zijn rapport onder meer heeft geconstateerd dat er een nieuwe plavuizenvloer in de woning is gelegd, ligt het in de rede dat er een factuur van de aangeschafte tegels zal zijn. Reaal heeft in dit verband een door [geïntimeerde] aan de schade-expert gegeven factuur van Balkan Bouw van 1 december 2010 ad € 11.602,50 overgelegd, waarop onder meer vloertegels, vloerverwarming en het slopen van de keuken is vermeld. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat deze (op naam van [appellant] gestelde) factuur vals zou zijn, zoals [appellant] stelt. Vast staat dat [appellant] – die stelt de factuur niet te kennen – deze niet heeft betaald. Hij heeft ook geen andere aan hem gerichte factuur overgelegd waaruit blijkt dat een nieuwe vloerverwarming en nieuwe plavuizenvloer in de woning is gelegd en ook anderszins heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat hij voor die werkzaamheden heeft betaald. Reaal heeft verder gemotiveerd betwist dat [appellant] een bedrag van € 5.600,- aan [geïntimeerde] heeft gegeven om de keuken te betalen. Het hof acht dit ook niet aannemelijk geworden. Dat [appellant] dit bedrag cash aan [geïntimeerde] heeft gegeven en ook de betalingen voor de herstelkosten allemaal cash zou hebben gedaan omdat [appellant] zoveel contant geld overhield van zijn rijschool acht het hof zonder nadere toelichting en onderbouwing, niet aannemelijk, mede gezien het feit dat [appellant] ook nog een baan als buschauffeur had en dus maar beperkt tijd had voor het geven van rijlessen. Ook dit heeft [appellant] niet nader gemotiveerd en onderbouwd. Hetzelfde geldt voor zijn (niet nader toegelichte en onderbouwde) stelling in hoger beroep dat hij voor het herstel van de woning ook nog geld van zijn moeder heeft geleend.
stelt zich aan te sluiten bij het door de schade-expert begrote schadebedrag van
€ 27.495,-, terwijl hij tegelijk de juistheid van de daaraan ten grondslag liggende en door [geïntimeerde] verstrekte facturen betwist dan wel stelt die facturen niet te kennen. Daarom had des te meer van [appellant] mogen worden verwacht toe te lichten en te onderbouwen dat hij schade heeft geleden door het laten verrichten van de herstelwerkzaamheden ten bedrage van (toevallig ook exact) € 27.495,-. Dat heeft hij, ook in hoger beroep, nagelaten.
heeft in hoger beroep geen gespecificeerd bewijs aangeboden, en het hof ziet geen aanleiding voor een ambtshalve bewijsopdracht.
Beoordeling van het hoger beroep in de vrijwaringszaak
Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 23 mei 2018;
- veroordeelt [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Reaal begroot op € 1.978,- aan verschotten, € 2.782,- aan salaris voor de advocaat en op € 157,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 82,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 82,-, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen.
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 23 mei 2018;
- veroordeelt Reaal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 726,- aan verschotten, € 2.782,- aan salaris voor de advocaat en op € 157,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 82,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 82,-, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen.
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.