ECLI:NL:GHDHA:2020:822

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2020
Publicatiedatum
15 april 2020
Zaaknummer
2200370219
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de strafzaak van schuldwitwassen en bedreiging via e-mail

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte is beschuldigd van schuldwitwassen en bedreiging via e-mail van zijn ex-vriendin. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis zal worden vernietigd en dat de verdachte opnieuw zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen van een bedrag van € 4.504,00, dat hij verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geld afkomstig was uit een misdrijf. Daarnaast heeft de verdachte zijn ex-vriendin bedreigd via e-mail, waarbij hij dreigende woorden heeft gebruikt die gericht waren tegen haar leven. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

De vorderingen van de benadeelde partijen zijn door het hof beoordeeld. De vordering van benadeelde partij 1 is niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade geen rechtstreeks gevolg was van het bewezen verklaarde. De vordering van benadeelde partij 2 is eveneens niet-ontvankelijk verklaard, met de bepaling dat deze vordering alleen bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend. Het hof heeft uiteindelijk de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 50 uren en 25 dagen hechtenis, indien niet naar behoren verricht.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003702-19
Parketnummers: 09-155757-18 en 09-106196-19
Datum uitspraak: 27 maart 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 15 juli 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
13 maart 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-155757-18 ten laste gelegde (witwassen), alsmede ter zake van het in de – gevoegd behandelde - zaak met parketnummer 09-106196-19 primair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en
[benadeelde 2], met oplegging van een schadevergoedings-maatregel ten behoeve van laatstgenoemde, een en ander als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zaak met parketnummer 09-155757-18hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 januari 2018 tot en met 14 januari 2018 te
's-Gravenhage, althans in Nederland, enig geldbedrag, te weten (in totaal) 4504 euro, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
zaak met parketnummer 09-106196-19hij, op of omstreeks 5 november 2017, te 's-Gravenhage, [slachtoffer] (via e-mail) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen '[naam slachtoffer] als jij met iemand anders hebt gedaan of gaat doen ik ga jou killen...”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 5 november 2017, te 's-Gravenhage, een ander, te weten [slachtoffer], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten het niet aangaan van een (seksuele) relatie en/of seksueel contact met een ander, door (per e-mail) tegen die [slachtoffer] te zeggen '[naam slachtoffer] als jij met iemand anders hebt gedaan of gaat doen ik ga jou killen...'.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-155757-18 ten laste gelegde (schuldwitwassen) en het in de zaak met parketnummer 09-106196-19 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-155757-18 en het in de zaak met parketnummer 09-106196-19 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak met parketnummer 09-155757-18hij op
een ofmeer
deretijdstippen in
of omstreeksde periode van 13 januari 2018 tot en met 14 januari 2018
te 's-Gravenhage, althansin Nederland,
telkensenig geldbedrag,
te weten (in totaal
)4.504 euro, heeft verworven
en/ofvoorhanden
heeftgehad
, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij
wist, althansredelijkerwijs moest vermoeden dat
dat voorwerpdie geldbedragengeheel of gedeeltelijk- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
waswarenuit enig misdrijf;
zaak met parketnummer 09-106196-19hij, op
of omstreeks5 november 2017, te 's-Gravenhage, [slachtoffer]
(via e-mail
)heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen '[naam slachtoffer] als jij met iemand anders hebt gedaan of gaat doen ik ga jou killen...”
, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-155757-18 bewezen verklaarde levert op:

schuldwitwassen, meermalen gepleegd.

Het in de zaak met parketnummer 09-106196-19 bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen van een bedrag van in totaal € 4.504,00. Het verwerven en/of voorhanden hebben van van misdrijf afkomstige geldbedragen vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
Voorts heeft de verdachte zich op de bewezen verklaarde wijze schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn ex-vriendin, die hij daarmee vrees heeft aangejaagd.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
26 februari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, doch niet recent, onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde 1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde 1] zich in de zaak met parketnummer 09-155757-18 als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade tot een bedrag van
€ 7.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering integraal gehandhaafd.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof is de gestelde schade geen rechtstreeks gevolg van het in de zaak met parketnummer 09-155757-18 bewezen verklaarde. De benadeelde partij dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding.
Aangezien niet is gesteld of gebleken dat de verdachte kosten heeft moeten maken teneinde zich tegen de vordering van de benadeelde partij te verdedigen, kan een beslissing inzake de proceskosten achterwege blijven.
Vordering tot schadevergoeding van [benadeelde 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade (onder meer) als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-106196-19 ten laste gelegde tot een bedrag van € 750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering volledig gehandhaafd.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, groot € 200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij – die onvoldoende is onderbouwd en overigens, zonder dat daarbij een uitsplitsing is gemaakt, betrekking heeft op meerdere incidenten dan het incident dat aan het in de zaak met parketnummer 09-106196-19 bewezen verklaarde ten grondslag ligt - een onevenredige belasting van het strafgeding op. Het hof de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding dan ook niet-ontvankelijk verklaren en daarbij bepalen dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Aangezien niet is gesteld of gebleken dat de verdachte kosten heeft moeten maken teneinde zich tegen de vordering van de benadeelde partij te verdedigen, kan een beslissing inzake de proceskosten achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63, 285 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-155757-18 en het in de zaak met parketnummer 09-106196-19 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A.J.M. van Dijk,
mr. W.M. Limborgh en mr. W.B.M. Tomesen, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 maart 2020.
mr. W.B.M. Tomesen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.