In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was op 21 november 2017 te Alphen aan den Rijn betrapt op het besturen van een snorfiets onder invloed van amfetamine en THC. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van twaalf uren, subsidiair zes dagen hechtenis, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor zeven maanden. De verdachte ging in hoger beroep tegen deze veroordeling.
Het hof heeft het verweer van de verdediging verworpen dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk zou zijn in de vervolging, omdat de verdachte zou zijn uitgelokt door de politie. Het hof oordeelde dat de feiten en omstandigheden die door de verdediging zijn aangevoerd niet aannemelijk zijn gemaakt. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,- en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor vier maanden.
Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 500,- en heeft de ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen niet opgelegd, aangezien het rijbewijs van de verdachte reeds ongeldig was verklaard. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en haar pogingen om haar leven ten goede te keren. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden.