ECLI:NL:GHDHA:2020:746
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in zaak van mensensmokkel door vrachtwagenchauffeur zonder bewijs van wetenschap
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, een vrachtwagenchauffeur, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden voor mensensmokkel, omdat hij ervan beschuldigd werd drie Iraakse personen, waaronder een vrouw met twee jonge kinderen, te hebben vervoerd zonder dat hij zich bewust was van hun aanwezigheid in de laadruimte van zijn vrachtwagen. De advocaat-generaal had in hoger beroep een zwaardere straf van 12 maanden geëist.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 5 maart 2020 heeft het hof de verklaringen van de verdachte en de aangetroffen Iraakse vrouw in overweging genomen. De verdachte heeft verklaard niets te hebben geweten van de aanwezigheid van de vrouw en haar kinderen, die op 16 maart 2018 in de laadruimte van zijn vrachtwagen zijn aangetroffen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen direct bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van hun aanwezigheid, en dat de wetenschap van de verdachte niet kon worden afgeleid uit de feiten en omstandigheden van de zaak.
Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte niet betrokken hoefde te zijn bij enige afstemming over het instappen van de Iraakse vrouw en haar kinderen in de vrachtwagen. Er was geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van hun aanwezigheid, en de omstandigheden wezen eerder op een andere verklaring voor de situatie. Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij het ten laste gelegde had begaan.