ECLI:NL:GHDHA:2020:744

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2020
Publicatiedatum
3 april 2020
Zaaknummer
2200475219
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag inzake winkeldiefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Iran in 1985, was ten tijde van de behandeling in hoger beroep gedetineerd. De zaak betreft een diefstal die plaatsvond op 16 augustus 2019 in Delft, waarbij de verdachte meerdere verpakkingen M&M's, Listerine en Red Bull heeft weggenomen uit een winkel van Albert Heijn. De verdachte had de goederen in een plastic tas gestopt en was langs de kassa gelopen zonder af te rekenen.

In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, met aftrek van voorarrest. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd. Het hof heeft echter geoordeeld dat het vonnis niet in stand kan blijven, omdat het hof zich daar niet mee kon verenigen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich als heer en meester over de goederen heeft gedragen op het moment dat hij deze in zijn tas deed en dat hij de kassa's voorbij is gelopen zonder af te rekenen, waardoor de diefstal op dat moment was voltooid.

Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal en heeft de straf bepaald op vier weken gevangenisstraf, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004752-19
Parketnummer: 09-197689-19
Datum uitspraak: 19 maart 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 11 oktober 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Iran) op [geboortedag] 1985,
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in PI Rijnmond - HvB De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 5 maart 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 augustus 2019 te Delft, althans in Nederland telkens meerdere verpakkingen M&M's en Listerine en Red Bull, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan winkelbedrijf Albert Heijn, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 augustus 2019 te Delft, meerdere verpakkingen M&M's, Listerine en Red Bull,
dietoebehoorde
naan winkelbedrijf Albert Heijn, heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Nu er tegenwoordig zelfscankassa’s zijn, kunnen klanten goederen ook vast in de winkel in hun tas doen. Daarmee is dan nog geen sprake van een voltooid delict. De verdachte heeft aangevoerd dat hij zijn bankpas kwijt was en met zijn tas met boodschappen op weg was naar de servicebalie en dat hij dus nog de mogelijkheid had om de goederen af te rekenen bij de zelfscankassa’s.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof is van oordeel dat het enkele argument dat de mogelijkheid bestond om gebruik te maken van een zelfscankassa niet maakt dat de verdachte zich niet als heer en meester over de goederen is gaan gedragen op het moment dat hij de goederen in een plastic tas heeft gedaan. Daar komt bij dat hij de kassa’s voorbij is gelopen zonder af te rekenen. De verdachte heeft door deze wijze van handelen de goederen bewust aan het zicht van de rechthebbende onttrokken en in zijn macht gebracht, waarmee de diefstal op dat moment was voltooid. Het hof acht het ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende
in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal, een ergerlijk feit dat hinder en financiële schade veroorzaakt voor de benadeelde winkelier.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
19 februari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen. Voorts is ter terechtzitting in hoger beroep gebleken dat bij – thans nog niet onherroepelijk – vonnis van 7 februari 2020 aan de verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel is opgelegd. De raadsman heeft ter terechtzitting aangegeven dat tegen dat vonnis hoger beroep is ingesteld.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die blijken uit het voorgaande en uit de beschikbare reclasseringsrapportages betreffende de verdachte, gedateerd 26 september 2019 en 12 december 2019, is het hof van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur thans een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van
een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. M.I. Veldt-Foglia,
mr. M.A.J. van de Kar en mr. C.M. Derijks, in bijzijn van de griffier mr. C.E. Koppelaars.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 maart 2020.