In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Marokko in 1978 en thans zonder vaste woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, waarvan één week voorwaardelijk, wegens wederspannigheid. De verdachte had zich op 4 december 2018 in Rijswijk met geweld verzet tegen een ambtenaar, een hoofdagent van politie, door deze in zijn arm te bijten. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en een veroordeling tot een gevangenisstraf van twee weken, met een voorwaardelijk deel van één week en een proeftijd van twee jaren.
Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte vrijspraak bepleit, stellende dat de gedragingen voortkwamen uit een epileptische aanval, wat opzet uitsluit. Het hof heeft echter overwogen dat de verdachte ten tijde van het incident bijzonder dronken was en dat er geen bewijs was dat hij een epileptische aanval had. Het hof verwierp het verweer en oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich met geweld had verzet tegen de ambtenaar, wat leidde tot lichamelijk letsel bij de agent.
Het hof heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en een gevangenisstraf van twee weken opgelegd, waarvan één week voorwaardelijk. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor een soortgelijk feit. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.