In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam, waarbij de verdachte was veroordeeld voor winkeldiefstal. De verdachte, geboren in 1956, had op 15 juli 2019 in Rotterdam slagroomsoesjes weggenomen uit een Albert Heijn winkel. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 weken, maar het hof heeft deze straf herzien en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 dagen, met aftrek van voorarrest. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf is afgewezen, zodat de proeftijd kan doorlopen.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde diefstal heeft gepleegd en heeft geoordeeld dat de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. De verdachte had eerder al soortgelijke misdrijven gepleegd en het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die aangaf honger te hebben gehad. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om de gevangenisstraf ten uitvoer te leggen, afgewezen, maar heeft wel de gevangenisstraf van 12 dagen opgelegd. Het hof heeft de beslissing genomen op basis van de feiten en omstandigheden die tijdens de zittingen zijn gepresenteerd, en heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.