De verdachte is rond 10 februari 2016 door medeverdachte [medeverdachte 3] gevraagd of hij een koper wist voor een kilo cocaïne. [medeverdachte 3] kon via bemiddeling van medeverdachte [medeverdachte 2] daarover de beschikking krijgen.
De verdachte heeft kort daarna een afnemer gevonden. De verdachte is met diegene naar de woning van [medeverdachte 3] gegaan.
In die woning is deze afnemer er met de cocaïne vandoor gegaan.
De verdachte en [medeverdachte 3] zijn diezelfde dag – in ieder geval voor het weekend en vermoedelijk op vrijdag 12 februari 2016 – naar de woning van [medeverdachte 2] in Alkmaar gegaan. Daar kwamen even later ook “de Colombiaan” [medeverdachte 4], van wie de cocaïne afkomstig was, en diens metgezel, medeverdachte [medeverdachte 5]. Deze wilden geld zien ter vergoeding van de verdwenen partij.
Zij bedreigden de verdachte en [medeverdachte 3] zowel verbaal als met een mes en vuurwapen. [medeverdachte 3] en de verdachte moesten beiden zorgen voor een bedrag van € 9.000,--.
Hierna is de verdachte naar huis gegaan, en heeft hij zijn vriendin, de medeverdachte [medeverdachte 1], op de hoogte gesteld van wat er was gebeurd.
Op zondagavond 14 februari 2016 is de verdachte weer – zonder geld - naar de woning van [medeverdachte 2] gegaan.
De verdachte heeft verklaard dat [medeverdachte 4] hem telefonisch had gezegd dat als hij niet zou komen, hij dood zou zijn. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] waren daar toen ook.
Onder dreiging met een pistool werd besproken dat er een oplossing moest komen en dat de verdachte bolletjes moest slikken en vervoeren. Die avond heeft de verdachte met [medeverdachte 5] zijn koffer en paspoort bij [medeverdachte 1] thuis opgehaald, is teruggekeerd naar de woning van [medeverdachte 2] en is daar vastgehouden terwijl de bolletjes werden bereid.
In die nacht van 14 februari 2016 stuurde de verdachte aan medeverdachte [medeverdachte 1] WhatsAppberichten dat hij was bedreigd met een pistool om “dit” te doen, dat hij er mee werd bedreigd dat [medeverdachte 1] iets zou worden aangedaan, en dat “ze” vroegen of [medeverdachte 1] kwam helpen. “Ze” zeiden dat hij, [verdachte], in stukken zou worden gesneden. Als [verdachte] of [medeverdachte 1] de politie zouden bellen, dan zouden zij dood gemaakt worden.
Op maandag 15 februari 2016 is [medeverdachte 1] ook naar de woning van [medeverdachte 2] gekomen, en die dag hebben de verdachte en zij bij een reisbureau tickets aangeschaft voor een vliegreis naar Malta op 16 februari 2016. Na terugkeer in de woning van [medeverdachte 2] zijn de verdachte en [medeverdachte 1] begonnen met het slikken van de bolletjes. Onderwijl lag constant een pistool op tafel en werd er – ook omdat het slikken niet steeds goed lukte – steeds gedreigd met de dood.
De volgende ochtend vroeg (dinsdag 16 februari 2016) werd de vliegreis door [medeverdachte 4] afgeblazen omdat er niet genoeg geslikt was.