ECLI:NL:GHDHA:2020:702

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2020
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
2200438219
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam, gewezen op 8 augustus 2019. De verdachte was op 13 april 2019 in persoon gedagvaard om op de zitting van 8 augustus 2019 te verschijnen. Volgens artikel 408, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering had de verdachte binnen veertien dagen na het vonnis hoger beroep moeten instellen. Echter, het hoger beroep werd pas op 16 september 2019 ingesteld, wat buiten de geldende termijn viel.

De advocaat-generaal heeft ter zitting gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep, omdat het niet tijdig is ingesteld. De verdediging heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar zouden maken. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte weliswaar aanwezig was op de zitting in eerste aanleg, maar niet heeft begrepen dat hij binnen 14 dagen hoger beroep moest instellen. Dit werd door het hof niet als een verschoonbare omstandigheid aangemerkt.

Op basis van deze overwegingen heeft het hof geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het ingestelde hoger beroep. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 maart 2020.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004382-19
Parketnummer: 10-087108-19
Datum uitspraak: 12 maart 2020
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 8 augustus 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedag] 1993,
[adres]
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 12 maart 2020 gevorderd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep omdat het niet tijdig is ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
Het hof stelt vast dat de dagvaarding van de verdachte om op 8 augustus 2019 ter terechtzitting in eerste aanleg te verschijnen op 13 april 2019 aan de verdachte in persoon is betekend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 408, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering had de verdachte daarom binnen veertien dagen na het op 8 augustus 2019 gewezen vonnis hoger beroep moeten instellen. Het hoger beroep is echter eerst op 16 september 2019 – en dus buiten de daarvoor geldende termijn - ingesteld.
Door de verdediging zijn geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan deze termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten. Dat, zoals ter terechtzitting in hoger beroep is betoogd, de verdachte weliswaar ter terechtzitting in eerste aanleg aanwezig was, maar toen niet heeft begrepen dat hij binnen 14 dagen na het op die zitting uitgesproken vonnis hoger beroep moest instellen, is niet als een zodanige omstandigheid aan te merken. Op grond van wat hiervoor is overwogen is het hof van oordeel dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het ingestelde hoger beroep.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E.A.M. van Waesberghe, mr. A.L. Frenkel en mr. K.C.J. Vriend, in bijzijn van de griffier mr. N. van Burgsteden.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 12 maart 2020.