In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Syrië in 1976, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 week voor openlijke geweldpleging. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het hoger beroep. De tenlastelegging betrof openlijk geweld gepleegd op 2 januari 2019 te Alphen aan den Rijn, waarbij de verdachte samen met een ander de aangever tegen het gezicht heeft gestompt.
Het hof heeft geoordeeld dat de getuigenverklaringen onvoldoende bewijs boden voor de beschuldigingen van schoppen en/of trappen, en heeft de verdachte daarom van deze onderdelen vrijgesproken. Wel heeft het hof bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging door de aangever te stompen. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd en dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
In de strafmotivering heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte geen eerdere veroordelingen had en heeft een deels voorwaardelijke taakstraf opgelegd. De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing zijn op de zaak.