ECLI:NL:GHDHA:2020:666

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
2200143219
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van lego uit een speelgoedwinkel met eerdere veroordelingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 26 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, die eerder al voor diefstallen was veroordeeld, werd beschuldigd van diefstal van meerdere dozen lego uit een speelgoedwinkel, Intertoys, op 4 april 2019 te Zoetermeer. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, met aftrek van voorarrest, en had daarnaast een taakstraf van 56 uren opgelegd. Tevens werd de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf verlengd.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 12 maart 2020 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om bevestiging van het vonnis, met uitzondering van de beslissing omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de voorwaarden van de proeftijd niet had nageleefd, wat leidde tot de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde straf.

Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de diefstal en heeft de eerdere veroordelingen in aanmerking genomen. De strafmotivering was gebaseerd op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk heeft het hof de gevangenisstraf bevestigd, maar in plaats van de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf, werd een taakstraf van 56 uren opgelegd. De proeftijd van de eerdere veroordeling werd met een jaar verlengd. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de verdachte werd vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-001432-19
Parketnummer(s): 09-079987-19, 09-055251-19 (TUL) en
09-250803-18 (TUL)
Datum uitspraak: 26 maart 2020
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 5 april 2019 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte]
geboren te [plaats] op [datum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
12 maart 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 4 weken, met aftrek van voorarrest. Voorts zijn er beslissingen genomen omtrent de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder aan de verdachte voorwaarde-lijk opgelegde straffen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 april 2019 te Zoetermeer meerdere dozen lego, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Intertoys, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met uitzondering van de beslissing omtrent de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 11 december 2018 onder parketnummer 09-250803-18 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf, en dat in plaats van de tenuitvoerlegging van die voorwaar-delijke gevangenisstraf de proeftijd zal worden verlengd met één jaar.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks4 april 2019 te Zoetermeer meerdere dozen lego,
in elk geval enig goed, die
datgeheel
of ten deleaan een ander toebehoorden, te weten aan Intertoys, heeft weggenomen met het oogmerk om
hetzich die wederrechtelijk toe te eigenen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Diefstal is een ergerlijk feit dat naast financiële schade voor de benadeelde ook overlast voor het winkelend publiek met zich meebrengt.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 februari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere sanctie dan een vrijheidsbenemende en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.

Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 8 maart 2019 onder parketnummer 09-055251-19 is de verdachte veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 28 dagen, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoer-legging van die niet tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoer-legging van die niet-tenuitvoergelegde gevangenisstraf is derhalve gegrond.
In plaats daarvan zal het hof evenwel - gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken – een taakstraf voor de duur van 56 uren gelasten.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 11 december 2018 onder parketnummer 09-250803-18 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voor-waarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de proeftijd van die veroordeling zal worden verlengd met één jaar.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. De vordering is in beginsel gegrond.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken, is het hof van oordeel dat de proeftijd met één jaar moet worden verlengd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dat rechtens geldt dan wel gold.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast in plaats van de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 8 maart 2019 met parketnummer 09-055251-19, te weten een gevangenis-straf voor de tijd van 28 dagen, met een proeftijd van
2 jaren, een
taakstrafvoor de duur van
56 (zesenvijftig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
28 (achtentwintig) dagen hechtenis.
Verlengt de proeftijd, als vermeld in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 11 december 2018 met parketnummer 09-250803-18, met een termijn van

1 (één) jaar.

Dit arrest is gewezen door mr. G. Knobbout,
mr. F.P. Geelhoed en mr. J. Leliveld,
in bijzijn van de griffier mr. E. Mulder.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting
van het hof van 26 maart 2020.
Mr. F.P. Geelhoed en mr. Leliveld zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.