ECLI:NL:GHDHA:2020:584

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
30 maart 2020
Zaaknummer
22-000382-19
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweld tijdens voetbalwedstrijd met gevolgen voor slachtoffers

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, voor mishandeling tijdens een voetbalwedstrijd op 6 mei 2018 te Hillegom. De tenlastelegging omvatte onder andere poging tot zware mishandeling van twee slachtoffers, waarbij het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat het slachtoffer [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel had opgelopen, zoals tinnitus. Het hof sprak de verdachte vrij van het zwaardere feit, maar achtte de eenvoudige mishandeling van [slachtoffer 1] en de mishandeling van [slachtoffer 2] wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Daarnaast werd een schadevergoeding toegewezen aan [slachtoffer 2] voor zowel materiële als immateriële schade, tot een totaal van € 653,54, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof oordeelde dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk was, en dat deze bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000382-19
Parketnummer: 09-215603-18
Datum uitspraak: 25 maart 2020
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 1 februari 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 24 juli 2019 en 11 maart 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1 primair en onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Voorts is er een beslissing genomen omtrent de vordering benadeelde partij, onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 6 mei 2018 te Hillegom ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] een trap/schop in het gezicht, althans op het hoofd heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 6 mei 2018 te Hillegom [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] een trap/schop in/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd, te geven;
2. primair hij op of omstreeks 6 mei 2018 te Hillegom , aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten tinnitus (oorzuizen) en/of gehoorschade, heeft toegebracht door hem (met kracht) (met een vuist) op/tegen een oor en/of de slaap, in elk geval het hoofd te stompen en/of te slaan; 2. subsidiair hij op of omstreeks 6 mei 2018 te Hillegom ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, hem (met kracht) (met een vuist) op/tegen een oor en/of de slaap, in elk geval het hoofd heeft gestompt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. meer subsidiair hij op of omstreeks 6 mei 2018 te Hillegom [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] (met kracht) op/tegen een oor en/of de slaap, in elk geval het hoofd te stompen en/of te slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten tinnitus (oorzuizen) en/of gehoorschade, ten gevolge heeft gehad.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair en het onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak feit 2 primair en subsidiair
Met de advocaat-generaal en de verdediging is het hof van oordeel dat het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Vrijspraak zwaar lichamelijk letsel (feit 2 meer subsidiair)
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van zwaar lichamelijk letsel moet worden vooropgesteld dat artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht een opsomming bevat van de gevallen die als zwaar lichamelijk letsel moeten worden aangemerkt, maar dat die bepaling de rechter de vrijheid laat om ook buiten die gevallen het lichamelijk letsel als zwaar te beschouwen wanneer dat voldoende belangrijk is om naar normaal spraakgebruik als zodanig te worden aangeduid. Daarbij kunnen als algemene gezichtspunten in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel.
Het hof acht – met de raadsman en anders dan de advocaat-generaal – niet wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer 2] ten gevolge van de mishandeling door de verdachte zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Daarbij is van belang dat de beschikbare (medische) informatie over de gevolgen van de klap dateert van vlak na het feit. Op 8 mei 2018 heeft de KNO-arts in een verslag van die datum vastgelegd dat het slachtoffer heeft aangegeven last te hebben van een tijdelijk verminderd gehoor en tinnitus. Als conclusie wordt in dat verslag vermeld: “Geen tekenen van othaematoom of trommelvlies perforatie, zeer beperkt hoge tonen verlies links”.
De raadsvrouw van [slachtoffer 2] heeft ter terechtzitting aangegeven dat [slachtoffer 2] in het dagelijks leven geen last heeft van het verminderd gehoor, maar nog wel last heeft van oorsuizen. Er is echter geen nieuwe medische informatie dienaangaande.
Naar het oordeel van het hof is – mede in het licht van de eerdergenoemde algemene gezichtspunten - op grond van het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende komen vast te staan dat [slachtoffer 2] ten gevolge van de klap tinnitus heeft opgelopen van een aard en ernst die zodanig is dat dit als zwaar lichamelijk letsel kan worden beschouwd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 6 mei 2018 te Hillegom ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] een trap tegen het hoofd heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 2. meer subsidiair hij op 6 mei 2018 te Hillegom [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] met kracht op/tegen een oor en/of de slaap, in elk geval het hoofd te stompen en/of te slaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Het onder 2 meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich ernstig misdragen op het voetbalveld. Hij heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door tijdens een voetbalwedstrijd de keeper van de tegenstander een trap tegen het hoofd te geven en aan mishandeling door ook een andere speler van de tegenpartij een harde klap tegen het hoofd te geven. Hiermee heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 februari 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof heeft voorts gelet op de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de gevolgen die deze strafzaak reeds voor de verdachte heeft gehad.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 2]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 6.153,54.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 5.153,54, met oplegging van de schadevergoedings-maatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte deels betwist, in zoverre dat de raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte zelf heeft aangeboden een bedrag van € 1.000,- te betalen en voor het overige verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 153,54 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 2 meer subsidiair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 meer subsidiair bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 mei 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op, waarbij van belang is hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen met betrekking tot de vraag of vastgesteld kan worden dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 653,54 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van [slachtoffer 2].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 meer subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 653,54 (zeshonderddrieënvijftig euro en vierenvijftig cent) bestaande uit € 153,54 (honderddrieënvijftig euro en vierenvijftig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], ter zake van het onder 2 meer subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 653,54 (zeshonderddrieënvijftig euro en vierenvijftig cent) bestaande uit € 153,54 (honderddrieënvijftig euro en vierenvijftig cent) materiële schade en € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 13 (dertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 6 mei 2018.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser,
mr. M.J.J. van den Honert en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier mr. E.K.B. Bijl.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 maart 2020.
mr. L.F. Gerretsen-Visser, mr. M.J.J. van den Honert en de griffier zijn buiten staat dit arrest te tekenen.