Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[naam 1] , handelend onder de naam [handelsnaam] ,
[naam 2],
Installatiebedrijf [X] B.V.,
1.Het geding
2.Beoordeling van het hoger beroep
a.en
c.heeft de curator naar het oordeel van het hof niet of onvoldoende weersproken dat [appellant sub 1] zijn diensten in opdracht en ten behoeve van [Installatiebedrijf X] heeft verricht. Weliswaar was in beide gevallen ook een eigen belang van [de bestuurder] respectievelijk [X] Holding betrokken, maar dat is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen. De curator heeft niet gesteld dat [de bestuurder] enig verwijt trof ter zake van de hennepkwekerij, zodat niet valt in te zien waarom hij dan wel in zijn verhouding tot [Installatiebedrijf X] kosten zou moeten dragen in verband met de aanwezigheid daarvan in het bedrijfspand van [Installatiebedrijf X] (de onder a. bedoelde declaraties). De curator betwist de hiervoor onder c. weergegeven toelichting van [appellanten] op de daar bedoelde declaratie niet. Deze declaratie betreft weliswaar ook het opstellen van een vaststellingsovereenkomst, zoals de curator terecht heeft aangevoerd, waarbij [X] Holding aandelen verwierf (in [Installatiebedrijf X] , van [medebestuurder] ) maar de vaststellingsovereenkomst betreft meer onderwerpen: een algehele ontvlechting tussen (de houdstermaatschappijen van) [de bestuurder] en [medebestuurder] , waarin [Installatiebedrijf X] ook zelf in verschillende opzichten als partij optrad. Dat zij in de aanhef van de overeenkomst niet als zodanig werd aangeduid doet hieraan niet af. Zonder betekenis is dat de vaststellingsovereenkomst uiteindelijk niet is gesloten: het gaat immers om de opdracht aan [appellant sub 1] om hiervoor werkzaamheden te verrichten. Dat [appellant sub 1] de betreffende dossiers in zijn eigen administratie soms niet met [Installatiebedrijf X] maar bijvoorbeeld met [de bestuurder] / [medebestuurder] had aangeduid, doet aan het voorgaande niet af: het gaat immers om de aard van de werkzaamheden.
b.oordeelt het hof anders. [appellanten] stelt wel dat het betreffende geschil de door [de bestuurder] van [Installatiebedrijf Y B.V.] overgenomen onderneming betreft, en dat [de bestuurder] deze onderneming, met inbegrip van de daaraan verbonden rechten, heeft ingebracht in [Installatiebedrijf X] , maar niet dat die inbreng ook geldt voor de claims die [de bestuurder] uit hoofde van de door hem vernietigde koopovereenkomst tegen [Installatiebedrijf Y B.V.] geldend maakt. [appellanten] stelt bijvoorbeeld ook niet dat in verband met het door hem gestelde niet bestaan van overeenkomsten met Vidomes en de door hem in verband daarmee gestelde tegenvallende omzet en resultaten voor [Installatiebedrijf X] , [Installatiebedrijf X] een aanspraak tegen [de bestuurder] kan geldend maken, in het verlengde van de aanspraken die [de bestuurder] in verband met deze kwestie tegen [Installatiebedrijf Y B.V.] geldend maakt. Evenmin stelt [appellanten] dat [Installatiebedrijf X] [de bestuurder] dient te vrijwaren van de aanspraken die [Installatiebedrijf Y B.V.] in de betreffende procedure tegen [de bestuurder] geldend maakt, of dat [Installatiebedrijf X] bij die kwestie anderszins belang heeft. Dat [Installatiebedrijf X] mogelijk belang kon hebben bij de door [de bestuurder] tegen [Installatiebedrijf Y B.V.] ingestelde vordering tot het niet gebruiken van de (handels)naam [Y] is van onvoldoende gewicht. [appellanten] heeft althans niet voldoende gemotiveerd weersproken dat de werkzaamheden van [appellant sub 1] in dit dossier voor het overgrote deel slechts ten behoeve van [de bestuurder] zijn verricht.
b.bedoelde declaraties dient dus de door de curator ingeroepen faillissementspauliana te worden beoordeeld. De curator heeft zich op het standpunt gesteld dat de door [appellanten] gestelde verrekeningsafspraak en de daaruit voortvloeiende betalingen door verrekening paulianeus zijn. Zij heeft gesteld dat deze (rechts)handelingen alle binnen een jaar voorafgaand aan de faillietverklaring van [Installatiebedrijf X] zijn verricht, en “om niet”, omdat tegenover het (gestelde) toestaan van verrekening door [Installatiebedrijf X] geen tegenprestatie ten gunste van [Installatiebedrijf X] stond. Om die reden ook zijn volgens de curator de schuldeisers van [Installatiebedrijf X] benadeeld. Wetenschap van benadeling van schuldeisers aan de zijde van [Installatiebedrijf X] wordt in dit geval vermoed aanwezig te zijn (artikel 45 Fw) terwijl eventuele wetenschap daarvan aan de zijde van [appellant sub 1] geen rol speelt (artikel 42 Fw), aldus de curator.
b.bedoelde declaraties). In de stellingen van de curator ligt besloten, en [appellanten] heeft niet anders gesteld, dat tussen [Installatiebedrijf X] en [de bestuurder] niet de afspraak bestaat dat [de bestuurder] [Installatiebedrijf X] compenseert voor het door [de bestuurder] en/of [X] Holding van de dienstverlening van [appellant sub 1] genoten voordeel, laat staan dat die compensatie reeds heeft plaatsgevonden. Daarom moet worden aangenomen dat de verrekening(safspraak) het verhaal voor de schuldeisers tenminste heeft bemoeilijkt (HR 30 oktober 1980,
NJ1980, 643 (Imperial/Waanders)).
3.Beslissing
- veroordeelt [appellanten] tot betaling aan de curator van € 4.587,63, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 mei 2018;
- compenseert de kosten van het geding in eerste aanleg aldus, dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
- veroordeelt de curator in de helft van de kosten van het hoger beroep van [appellanten] , zijnde € 948,42;
- verklaart de in dit arrest uitgesproken veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad; en
- wijst het meer of anders gevorderde af.