ECLI:NL:GHDHA:2020:560

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 maart 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
22-003574-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens oplichting en valsheid in geschrifte van voormalig directeur van de Rotterdam School for Business

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 maart 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, voormalig directeur van de Rotterdam School for Business, is veroordeeld voor oplichting en valsheid in geschrifte. De verdachte heeft valse facturen opgemaakt en aan zichzelf laten uitbetalen voor fictieve werkzaamheden, wat heeft geleid tot een schade van meer dan 100.000 euro voor de stichting. De verdachte heeft in de periode van 1 februari 2013 tot en met 30 april 2016 meerdere valse facturen ingediend, waarbij hij gebruik maakte van zijn positie als directeur om de stichting te misleiden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte door zijn handelingen de stichting heeft benadeeld en dat hij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat in hem was gesteld. De verdachte heeft geprobeerd te verantwoorden dat de ontvangen gelden daadwerkelijk aan promotiewerkzaamheden zijn besteed, maar het hof heeft deze verklaring niet aannemelijk geacht. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en moet een schadevergoeding van 105.381,67 euro betalen aan de benadeelde partij, de stichting.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003574-17
Parketnummer: 10-750456-16
Datum uitspraak: 17 maart 2020
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
Meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 augustus 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 3 maart 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is een beslissing genomen ter zake van de vordering van de benadeelde partij, één en ander zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2013 tot en met 30 april 2016 te Rotterdam en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de stichting [benadeelde partij] (meermalen) heeft bewogen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en) (van) (in totaal) 104.572,67 euro, (te weten

op 7 februari 2013 834,62 euro en/of
op 19 april 2014 3.288,60 euro en/of
op 10 mei 2014 1.142,25 euro en/of
op 26 mei 2014 2.009,75 euro en/of
op 19 juni 2014 5.187,61 euro en/of
op 9 juli 2014 2.793,13 euro en/of
op 15 juli 2014 1.397,62 euro en/of
op 8 augustus 2014 972,28 euro en/of
op 30 augustus 2014 3.765,72 en/of
op 19 september 2014 5.038,60 euro en/of
op 3 oktober 2014 1.781,45 euro en/of
op 23 oktober 2014 4.943,02 euro en/of
op 24 november 2014 4.885,80 euro en/of
op 13 december 2014 3.827,82 euro en/of
op 13 januari 2015 6.404,06 euro en/of
op 13 februari 2015 5.450,39 euro en/of
op 13 maart 2015 4.420,82 euro en/of
op 15 april 2015 4.315,14 euro en/of
op 11 mei 2015 3.423,81 euro en/of
op 15 juni 2015 5.202,40 euro en/of
op 5 juli 2015 5.351,93 euro en/of
op 15 september 2015 4.258,41 euro en/of
op 14 oktober 2015 4.555,24 euro en/of
op 12 november 2015 4.758,15 euro en/of
op 7 december 2015 4.542,28 euro en/of
op 20 januari 2016 2.688,49 euro en/of
op 15 februari 2016 3.482,37 euro en/of
op 2 april 2016 3.850,91 euro en/of
althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, heeft verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid in zijn hoedanigheid van directeur van de [betrokkene], althans (een onderdeel van) de stichting [benadeelde partij], opdracht heeft gegeven meerdere (valse en/of vervalste) facturen uit te (laten) betalen, waardoor de stichting [benadeelde partij] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;

2.hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2013 tot en met 30 april 2016 te Rotterdam en/of 's-Gravenhage een of meer factu(u)r(en) gedateerd

7 februari 2013, 19 april 2014, 10 mei 2014, 26 mei 2014, 19 juni 2014, 9 juli 2014, 15 juli 2014, 8 augustus 2014, 30 augustus 2014, 19 september 2014, 3 oktober 2014, 23 oktober 2014, 24 november 2014, 13 december 2014, 13 januari 2015, 13 februari 2015, 13 maart 2015, 15 april 2015, 11 mei 2015, 15 juni 2015, 5 juli 2015, 15 september 2015, 14 oktober 2015, 12 november 2015, 7 december 2015, 20 januari 2016, 15 februari 2016 en 2 april 2016 – ( elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -, (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst, met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, door opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid in die factu(u)r(en) op te nemen dat door/voor de (buitenlandse) rechtspersoon [rechtspersoon 1] en/of de rechtspersoon [rechtspersoon 2] werkzaamheden en/of diensten zijn verricht ten behoeve van de [betrokkene], zijnde een onderdeel van de stichting [benadeelde partij], terwijl in werkelijkheid de in die factu(u)r(en) genoemde werkzaamheden en/of diensten niet zijn verricht;

3.hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 februari 2016 tot en met 3 augustus 2016 te Rotterdam en/of 's-Gravenhage en/of Berlijn en/of Pullach en/of Saint-Apollinaire en/of Ruëil Malmaison, althans in Nederland en/of Duitsland en/of Frankrijk, (telkens) opzettelijk een of meer geldbedrag(en), in elk geval (telkens) enig geldbedrag, die/dat (telkens) geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de stichting [benadeelde partij], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) geldbedrag(en) verdachte (telkens) uit hoofde van zijn persoonlijke diensbetrekking bij de stichting [benadeelde partij] of van zijn beroep onder zich had, namelijk als directeur van (een onderdeel van) de stichting [benadeelde partij] (te weten [betrokkene]), althans (telkens) anders dan door misdrijf onder zich had,

(telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend,
- op of omsteeks 22 februari 2016 en/of 3 maart 2016 een bedrag van 288 euro (betaald aan Arabel Design Apartment) en/of
- op of omstreeks 27 februari 2016 en/of 3 april 2016 een bedrag van 518 euro (betaald aan Sixt Car Rental) en/of
- op of omstreeks 22 juli 2016 en/of 3 augustus 2016 een bedrag van 9,40 euro (betaald aan APRR) en/of
- op of omstreeks 23 juli 2016 en/of 3 augustus 2016 een bedrag van 7,30 euro (betaald aan ASF PISTE NPCI),
zijnde (telkens) door verdachte gedane privé-uitgaven en/of betalingen ten eigen bate, welke verdachte met gebruikmaking van een creditcard behorende bij/van een rekening van de stichting [benadeelde partij] heeft uitgevoerd en dusdoende (telkens) ten laste van (een bankrekening van) de stichting [benadeelde partij] heeft gebracht;

4.hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2013 tot en met 12 december 2016, te Rotterdam en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, (telkens)

a. a) van een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van 104.572,67 euro of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbenden op dit voorwerp/deze voorwerpen is/zijn en/of heeft verborgen en/of verhuld wie voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad dan wel
b) een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van 104.572,67 euro of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van een of meerdere voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van 104.572,67 euro of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), gebruik heeft gemaakt,
immers heeft verdachte toen en daar (telkens) die/dat geldbedrag(en) die/dat (telkens) (op de bankrekening op naam van [rechtspersoon 2]) ontvangen was/waren, onder zich genomen en/of gehouden en/of uitgegeven voor privé-doeleinden en/of gestort op een of meerdere (privé) bankrekening(en), terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp(en)/geldbedrag(en) (telkens) geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
en/of hij van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Nadere bewijsoverweging
Door de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat er wel degelijk mensen in Midden- en Zuid-Amerika promotie-werkzaamheden namens hem uitvoerden, althans lieten uitvoeren, en dat deze personen een schuld aan hem hadden. Met de door hem ontvangen gelden verrekende de verdachte deze schuld. Hij stelt dat hij met de door hem bij pleidooi in eerste aanleg overgelegde stukken nu kan verantwoorden dat ongeveer € 85.000,- van het op zijn ‘en/of’ rekening ontvangen bedrag van ruim € 104.000,- daadwerkelijk ter plaatse is uitgegeven aan verrichtte promotie-activiteiten. Hij stelt voorts dat de rest van het bedrag kennelijk ergens aan de strijkstok is blijven hangen, maar dat hij er destijds op heeft vertrouwd dat de aan hem - en vervolgens door hem - in rekening gebrachte activiteiten ook daadwerkelijk hadden plaatsgevonden.
Het hof is van oordeel dat die lezing van de verdachte niet aannemelijk is geworden op grond van het navolgende. Gegeven het verhandelde ter terechtzitting en de gebezigde bewijsmiddelen stelt het hof ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde de volgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte is op 9 januari 2013 directeur van de [betrokkene] (hierna: [BETROKKENE]) geworden. [BETROKKENE] is één van de onderwijsinstituten van de stichting [benadeelde partij]. In die functie was de verdachte verantwoordelijk voor de masteropleidingen, de communicatie en de PR en het zogenaamde International Office. Daarnaast was de verdachte samen met zijn mededirecteur mevrouw [persoon 1] verantwoordelijk voor de financiën. In de periode van 7 februari 2013 tot en met 2 april 2016 heeft de verdachte in totaal 28 facturen op naam van een bedrijf [rechtspersoon 1] ingediend bij [BETROKKENE]. Voorts is ter terechtzitting in hoger beroep door de verdachte verklaard dat hij deze facturen zelf opstelde, hij deze zelf indiende bij de [BETROKKENE] en de gelden liet uitbetalen op een bankrekening op naam van [rechtspersoon 2], een vennootschap van de verdachte, waartoe hij ook zelf gerechtigd was. Deze vennootschap is volgens gegevens van de Kamer van Koophandel op 21 maart 2013 opgeheven en op 14 augustus 2014 bij de Kamer van Koophandel uitgeschreven. De verdachte heeft voorts verklaard dat hij de op deze rekening ontvangen gelden vervolgens heeft uitgegeven ten eigen bate.
Wijze van betaling
Voorts stelt het hof vast dat de gebruikelijke betalingsprocedure met betrekking tot de betaling van bovengenoemde facturen niet werd gevolgd. In opdracht van de verdachte werd de kostenplaats waarop de facturen moesten worden geboekt, gewijzigd van ‘
externe betrekkingen’ naar ‘
directie en grootboekrekeningen externe deskundige’. De secretaresse van de verdachte, en niet de daarvoor aangewezen medewerker van de financiële administratie, verwerkte deze door de verdachte ingebrachte en goedgekeurde facturen vervolgens. Aan de secretaresse vertelde de verdachte overigens dat een contract ten grondslag lag aan de facturen en de in de facturen vermelde werkzaamheden. Over dit contract verklaart de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep dat dit tijdens een bespreking tussen de verschillende directeuren mondeling is besproken en dat dit door de verdachte later, wanneer precies weet de verdachte niet meer maar in ieder geval
de op deze verklaring genoemde datum, door hem is opgesteld. Het hof stelt vast dat blijkens het onderzoek aan de werkcomputer van de verdachte, dit document is opgemaakt op deze computer vrijwel onmiddellijk nadat bij zijn collega-directeur vragen waren gerezen over de binnengekomen facturen, die zij eerst nadat de verdachte geruime tijd ziek was (geweest) onder ogen kreeg, en dat de verdachte dit – valse – document heeft opgemaakt en van valse handtekeningen heeft voorzien om de door hem ingediende facturen te kunnen verantwoorden. Het hof slaat daarbij ook acht op het gegeven dat de personen die het document zouden hebben geparafeerd, dit document in het geheel niet herkennen en ook van de inhoud daarvan niet op de hoogte waren.
De verdachte heeft meermaals naar voren gebracht dat er wel degelijk tegenprestaties hebben plaatsgevonden en dat hij hiervoor een factuur mocht uitschrijven. Het hof kan op voorhand niet helemaal uitsluiten dat er enigerlei wervingswerkzaamheden in Midden- en Zuid-Amerika hebben plaatsgevonden. Echter voor de in de verschillende facturen opgenomen geldbedragen is, naar het oordeel van het hof, geen begin van aannemelijkheid, laat staan bewijs, voorhanden dat deze specifieke werkzaamheden daadwerkelijk zijn uitgevoerd. De verklaring die de verdachte hieromtrent heeft gegeven is in zijn geheel niet aannemelijk geworden, niet in de laatste plaats nu de door [betrokkene 2] gehoorde medewerkers van de [BETROKKENE] verklaren niets te weten van deze gestelde wervingsactiviteiten en de verdachte geen enkel bewijsstuk kan overleggen. Hetgeen de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg heeft overgelegd kan niet als zodanig worden beschouwd, mede in aanmerking genomen dat de herkomst van de overgelegde documenten niet kan worden vastgesteld.
Gegeven bovengenoemde feiten en omstandigheden is het hof ter zake van het
onder 2 tenlastegelegdevan oordeel dat de verdachte geschriften, te weten facturen, bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt. Gegeven het feit dat de verdachte deze facturen heeft ingediend bij de [BETROKKENE], is naar het oordeel van het hof ook het vereiste oogmerk om het geschrift als echt en onvervalst te gebruiken gegeven.
Ter zake van de
onder 1 tenlastegelegdeoplichting stelt het hof vast dat voor oplichting in de zin van artikel 326, eerste lid, Sr is vereist dat iemand door een oplichtingsmiddel wordt ‘bewogen’ tot de in die bepaling bedoelde handelingen. Voorts gaat het bij het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels in de kern om “gesproken en/of geschreven uitingen die bij die ander een op meer dan een enkele leugenachtige mededeling gebaseerde onjuiste veronderstelling van zaken heeft gepresenteerd”
(vgl. ECLI:NL:HR:2016:2892). Nu de verdachte door zelf deze – valse - facturen op te stellen, in te dienen en goed te keuren en tegen zijn secretaresse te zeggen dat de grondslag voor de facturen een niet bestaande overeenkomst is en daarnaast ook aan haar vraagt de kostenplaats te veranderen waardoor de normale administratieve afhandeling van en controle op deze facturen is omzeild, is het hof van oordeel dat de verdachte door deze valse facturen en leugenachtige mededelingen een onjuiste veronderstelling van de zaken heeft gepresenteerd en zich aldus schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1 tenlastegelegde oplichting.
De verdachte heeft een enkele maal ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat indien het hof zijn verklaring niet zou geloven, het hof de heren [persoon 2], [persoon 3] en [person 4] dan maar moet horen alsmede de [persoon 5] in Costa Rica. Voor zover dit dient te worden aangemerkt als een voorwaardelijk verzoek tot het horen van deze personen als getuigen, overweegt het hof het volgende. Ten aanzien van deze getuigen is het zogenaamde noodzakelijkheidsbeginsel van toepassing. Het hof acht de verzoeken onvoldoende onderbouwd en acht het ook overigens niet noodzakelijk om de verzochte getuigen te horen. Gegeven het verhandelde ter terechtzitting acht het hof zich voldoende ingelicht. En, ten overvloede, overigens is het hof van oordeel dat de verzoeken onredelijk laat zijn gedaan.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het
onder 1, 2, 3 en 4ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij op één of meertijdstip(pen)in of omstreeksde periode van 1 februari 2013 tot en met 30 april 2016 te Rotterdam en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de stichting [benadeelde partij] (meermalen)heeft bewogen tot de afgifte van (een)geldbedrag(en) (van) (in totaal)104.5725,67 euro, (te weten

op 7 februari 2013 834,62 euro en
/of
op 19 april 2014 3.288,60 euro en
/of
op 10 mei 2014 1.142,25 euro en
/of
op 26 mei 2014 2.009,75 euro en
/of
op 19 juni 2014 5.187,61 euro en
/of
op 9 juli 2014 2.793,13 euro en
/of
op 15 juli 2014 1.397,62 euro en
/of
op 8 augustus 2014 972,28 euro en
/of
op 30 augustus 2014 3.765,72 en
/of
op 19 september 2014 5.038,60 euro en
/of
op 3 oktober 2014 1.781,45 euro en
/of
op 23 oktober 2014 4.943,02 euro en
/of
op 24 november 2014 4.885,80 euro en
/of
op 13 december 2014 3.827,82 euro en
/of
op 13 januari 2015 6.404,06 euro en
/of
op 13 februari 2015 5.450,39 euro en
/of
op 13 maart 2015 4.420,82 euro en
/of
op 15 april 2015 4.315,14 euro en
/of
op 11 mei 2015 3.423,81 euro en
/of
op 15 juni 2015 5.202,40 euro en
/of
op 5 juli 2015 5.351,93 euro en
/of
op 15 september 2015 4.258,41 euro en
/of
op 14 oktober 2015 4.555,24 euro en
/of
op 12 november 2015 4.758,15 euro en
/of
op 7 december 2015 4.542,28 euro en
/of
op 20 januari 2016 2.688,49 euro en
/of
op 15 februari 2016 3.482,37 euro en
/of
op 2 april 2016 3.850,91 euro en
/of
althans (telkens) eenofmeerdere geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, immers heeft verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk
en/of in strijd met de waarheidin zijn hoedanigheid van directeur van de [betrokkene],
althans (een onderdeel van) de stichting [benadeelde partij],opdracht gegeven meerdere
(valse
en/of vervalste)facturen uit te
(laten
)betalen, waardoor de stichting [benadeelde partij] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;

2.hij op één of meertijdstip(pen)in of omstreeksde periode van 1 februari 2013 tot en met 30 april 2016 te Rotterdam en/of 's-Gravenhage een of meerfactu(u)r(en)gedateerd 7 februari 2013, 19 april 2014, 10 mei 2014, 26 mei 2014, 19 juni 2014, 9 juli 2014, 15 juli 2014, 8 augustus 2014, 30 augustus 2014, 19 september 2014, 3 oktober 2014, 23 oktober 2014, 24 november 2014, 13 december 2014, 13 januari 2015, 13 februari 2015, 13 maart 2015, 15 april 2015, 11 mei 2015, 15 juni 2015, 5 juli 2015, 15 september 2015, 14 oktober 2015, 12 november 2015, 7 december 2015, 20 januari 2016, 15 februari 2016 en 2 april 2016


(elk
)zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -,
(telkens
)valselijk heeft opgemaakt
of vervalst, met het oogmerk om die
/datgeschrift
(en
)als echt en onvervalst te gebruiken
of door anderen te doen gebruiken, door opzettelijk valselijk en
/ofin strijd met de waarheid in die factu
(u)r
(en
)op te nemen dat door
/voorde
(buitenlandse
)rechtspersoon [rechtspersoon 1]
en/of de rechtspersoon [rechtspersoon 2]werkzaamheden en
/ofdiensten zijn verricht ten behoeve van de [betrokkene], zijnde een onderdeel van de stichting [benadeelde partij], terwijl in werkelijkheid de in die factu
(u)r
(en
)genoemde werkzaamheden en
/ofdiensten niet zijn verricht;

3.hij op één of meerderetijdstip(pen)in of omstreeksde periode van 22 februari 2016 tot en met 3 augustus 2016 te Rotterdam en/of 's-Gravenhage en/of Berlijn en/of Pullach en/of Saint-Apollinaire en/of Ruëil Malmaison, althansin Nederland en/of Duitsland en/of Frankrijk, (telkens)opzettelijk een of meergeldbedrag(en), in elk geval (telkens) enig geldbedrag,die/dat (telkens)geheel of ten deletoebehoorde(n)aan de stichting [benadeelde partij], in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte,welk(e)geldbedrag(en)verdachte (telkens)uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking bij de stichting [benadeelde partij] of van zijn beroeponder zich had, namelijk als directeur van (een onderdeel van)de stichting [benadeelde partij] (te weten [betrokkene]), althans (telkens) anders dan door misdrijf onder zich had,

(telkens
)wederrechtelijk zich heeft toegeëigend,
- op
of omsteeks22 februari 2016 en/of 3 maart 2016 een bedrag van 288 euro (betaald aan Arabel Design Apartment) en
/of
- op
of omstreeks27 februari 2016 en/of 3 april 2016 een bedrag van 518 euro (betaald aan Sixt Car Rental)
en/of
- op of omstreeks 22 juli 2016 en/of 3 augustus 2016 een bedrag van 9,40 euro (betaald aan APRR) en/of
- op of omstreeks 23 juli 2016 en/of 3 augustus 2016 een bedrag van 7,30 euro (betaald aan ASF PISTE NPCI),
zijnde
(telkens
)door verdachte gedane privé-uitgaven
en/of betalingen ten eigen bate, welke verdachte met gebruikmaking van een creditcard behorende bij
/vaneen rekening van de stichting [benadeelde partij] heeft uitgevoerd en dusdoende
(telkens
)ten laste van
(een bankrekening van
)de stichting [benadeelde partij] heeft gebracht;

4.hij op één of meerderetijdstip(pen)in of omstreeksde periode van 1 februari 2013 tot en met 12 december 2016, te Rotterdam en/of 's-Gravenhage, althansin Nederland, (telkens)

a.
a) van een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) tot een totaal van 104.572,67 euro of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbenden op dit voorwerp/deze voorwerpen is/zijn en/of heeft verborgen en/of verhuld wie voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad dan wel
b) een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerderegeldbedrag
(en
)tot een totaal van 104.57
25,67 euro
of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en),heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen
en/of heeft omgezeten
/ofvan
een of meerdere voorwerp(en), te weten een of meerderegeldbedrag
(en
)tot een totaal van 104.57
25,67 euro
of daaromtrent, althans (telkens) een of meerdere geldbedrag(en),gebruik heeft gemaakt,
immers heeft verdachte toen en daar
(telkens
)die
/datgeldbedrag
(en
)die
/dat (telkens
) (op de bankrekening op naam van [rechtspersoon 2]
)ontvangen
was/waren, onder zich genomen en/of gehouden en/of uitgegeven voor privé-doeleinden en/of gestort op een of meerdere (privé) bankrekening(en), terwijl hij wist dat bovenomschreven
voorwerp(en)/geldbedrag
(en
) (telkens
)geheel of gedeeltelijk, - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
en
/ofhij van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
Oplichting, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
Van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting, verduistering, valsheid in geschrift en witwassen. Stuk voor stuk zeer ernstige feiten. De verdachte heeft door zijn handelingen de Hoge School Rotterdam voor ruim € 100.000,--, benadeeld en hierbij alleen voor zijn eigen financiële gewin gehandeld. Het hof rekent het de verdachte aan dat hij misbruik heeft gemaakt van het door zijn werkgever in hem gestelde vertrouwen en dat hij zijn verantwoordelijke positie als directeur heeft gebruikt om de fraude te plegen. De door de advocaat-generaal gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf is gelet op het benadelingsbedrag in beginsel gerechtvaardigd. Naar het oordeel van het hof is een vrijheidsstraf geboden en kan niet worden volstaan met een andere strafmodaliteit. Het hof neemt daarnaast echter ook in aanmerking dat de verdachte een zogenaamde ‘first offender’ is, dat de strafbare gedragingen ruim tussen de 5 en 7 jaar oud zijn en ook voor hemzelf grote gevolgen hebben gehad. Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding Stichting [benadeelde partij]
In het onderhavige strafproces heeft Stichting [benadeelde partij] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte
onder 1, 2, 3ten laste gelegde, tot een bedrag van € 110.395,37.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van het vonnis waarvan beroep, inhoudende toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente vanaf 10 augustus 2017 tot een bedrag van € 105.381,67 en niet-ontvankelijkverklaring van de vordering voor het overige.
De vordering van de benadeelde partij is door de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden voor een bedrag van € 105.381,67 en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het
onder 1, 2, 3 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve in zoverre worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf
10 augustus 2017tot aan de dag der algehele voldoening. Het hof zal bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer Stichting [benadeelde partij]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 105.381,67aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer Stichting [benadeelde partij].
Bij de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, kan het hof ook bepalen dat de verdachte in gijzeling kan worden genomen indien hij niet voldoet aan de betalingsverplichting. In het onderhavige geval zou die vrijheidsbenemende maatregel voor de duur van 365 dagen kunnen worden opgelegd. Het hof zal daar evenwel niet toe overgaan nu op grond van het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep naar het oordeel van het hof buiten redelijke twijfel vaststaat dat de verdachte, die bovendien al 65 jaar oud is, niet beschikt over enig vermogen en de maatregel daarmee een overwegend punitief karakter zou krijgen. Bepaalt de duur van de gijzeling derhalve op
0 (nul)dagen
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 225, 321, 326 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het
onder 1, 2, 3 en 4ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het
onder 1, 2, 3 en 4bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij Stichting [benadeelde partij]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Stichting [benadeelde partij] ter zake van het
onder 1, 2, 3bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 105.381,67 (honderdvijfduizend driehonderd eenentachtig euro en zevenenzestig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Stichting [benadeelde partij], ter zake van
het onder 1, 2, 3bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 105.381,67 (honderdvijfduizend driehonderdeenentachtig euro en zevenenzestig cent)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op
0 (nul)dagen. Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op
10 augustus 2017.
Dit arrest is gewezen door mr. C.G.M. van Rijnberk,
mr. O.E.M. Leinarts en mr. F.P. Geelhoed, in bijzijn van de griffier mr. M.Th.A. de Ridder.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 maart 2020.
Mr. F.P. Geelhoed is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.