ECLI:NL:GHDHA:2020:55
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- A.A.F. Donders
- J.M. van Baardewijk
- L.H.M. Zonnenberg
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor medische behandeling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van DNA-onderzoek
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor een medische behandeling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikkingen van de rechtbank Rotterdam van 9 juli en 22 juli 2019, waarin de kinderrechter toestemming had verleend voor het afnemen van wangslijm bij de minderjarige voor DNA-onderzoek en een machtiging tot uithuisplaatsing had verleend. De moeder stelde dat de kinderrechter ten onrechte de machtiging had verleend en dat de afname van DNA niet als een medische behandeling kon worden gekwalificeerd. Het hof oordeelde dat de moeder ontvankelijk was in haar hoger beroep, ondanks het feit dat de machtiging inmiddels was verstreken. Het hof benadrukte het belang van de minderjarige om te weten van wie zij afstamt, wat in lijn is met het recht op privéleven en persoonlijke identiteit zoals gewaarborgd in het EVRM en het IVRK. Het hof concludeerde dat de afname van wangslijm voor DNA-onderzoek een noodzakelijke medische behandeling was en dat de machtiging tot uithuisplaatsing gerechtvaardigd was om de rechten van de minderjarige te waarborgen. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikkingen van de rechtbank en stelde dat het belang van de minderjarige om te weten wie haar biologische vader is, zwaarder weegt dan het recht op 'family life' met de moeder.