2.1Het gaat in deze zaak om het volgende:
a. [geïntimeerde] huurt sinds 26 september 2016 van Vestia de woning aan de [adres 1] te Den Haag (hierna te noemen: de woning), op grond van een huurovereenkomst van dezelfde datum (hierna te noemen: de huurovereenkomst). De woning maakt deel uit van een blok van soortgelijke woningen. De woning is een van de drie woningen van een verticale rij op de hoek van dit blok. Boven de woning ligt [adres 2] , en daarboven [adres 3] . De volgende verticale rij woningen in het blok bestaat uit [adressen 4, 5 en 6] . Tussen deze twee verticale rijen bevindt zich een trappenhuis.
[geïntimeerde] heeft eerder van Vestia een woning aan de [adres, postcode en woonplaats] gehuurd. Bij vonnis van 7 april 2016 heeft de kantonrechter te Den Haag, rechtdoende als voorzieningenrechter, [geïntimeerde] veroordeeld die woning te ontruimen, op grond van het voorlopig oordeel dat [geïntimeerde] tekort was geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst door overlast te veroorzaken voor andere huurders in hetzelfde wooncomplex.
[geïntimeerde] heeft zich na de ontruiming van de woning aan de [adres 7] bij Woonnet Haaglanden als woningzoekende ingeschreven. Daarbij is hij als ‘starter’ geregistreerd.
Bij brief van 12 juni 2017 aan [geïntimeerde] heeft Vestia de huurovereenkomst vernietigd op grond van bedrog, misleiding dan wel dwaling, op de grond dat [geïntimeerde] bij de inschrijving als woningzoekende bij Woonnet Haaglanden niet heeft vermeld dat Vestia in de procedure die heeft geleid tot het ontruimingsvonnis van 7 april 2016 aan [geïntimeerde] heeft medegedeeld dat zij geen andere woning meer aan [geïntimeerde] zou verhuren.
Uit een brief van het Arrondissementsparket Den Haag van 5 maart 2018 blijkt dat de rechtbank Den Haag [geïntimeerde] bij uitspraak van 11 januari 2018 heeft veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, onder de oplegging van enkele bijzondere voorwaarden. Deze veroordeling is voortgevloeid uit een incident waarbij [geïntimeerde] volgens de aangifte van heer [X] (hierna te noemen: [X] ) de woning van [X] en zijn partner [naam partner] (hierna te noemen: [naam partner] ) aan de [adres 2] is binnengedrongen, [X] heeft mishandeld en een voorwerp in de woning heeft vernield. In de uitspraak heeft de rechtbank eveneens een vordering tot schadevergoeding van [X] als benadeelde partij toegewezen, wegens materiële en immateriële schade veroorzaakt door [geïntimeerde] . [geïntimeerde] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak. In hoger beroep is dezelfde straf opgelegd als in eerste aanleg.
[X] en [naam partner] hebben bij Vestia geklaagd over geluidsoverlast veroorzaakt door [geïntimeerde] . In opdracht van Vestia heeft Geluidconsult B.V. (hierna te noemen: Geluidconsult) onderzocht of die klachten konden worden bevestigd. Daartoe zijn geluidsmetingen uitgevoerd met een meetinrichting in de woonkamer van [X] en [naam partner] vanaf 17 mei tot en met 30 mei 2019. In een rapport van 8 juli 2019 concludeert Geluidconsult onder meer het volgende:
“
De klachten van de bewoners van de [adres 2] te Rotterdam over schreeuwen in de nacht door de buurman op nummer [adres 1] de heer [geïntimeerde] worden bevestigd door de metingen. De grenswaarden voor piekgeluiden worden soms met 15 decibel overschreden.
De klachten over te harde bonken worden bevestigd. Soms zijn er series harde bonken in de nacht te horen. Daarnaast worden meermalen harde dreunen door slaande deuren gemeten.
De klachten over harde muziek worden niet bevestigd. Het is eenmaal gerapporteerd, maar het muziekgeluid kwam niet boven het achtergrondgeluid in de woning van de klager uit.
De overschrijding van de grenswaarde, gecorrigeerd voor de leeftijd van het gebouw, bedraagt 11 decibel. Dat wordt geklasseerd al ontoelaatbaar veel geluidhinder